2 okt - HH. Engelbewaarders

Vandaag horen we Jezus zeggen: 'Als je niet verandert en wordt als een kind, dan zul je het koninkrijk van de hemel zeker niet binnengaan.'

Wanneer Jezus hier spreekt over 'kind' moeten we dat dieper begrijpen dan heel jonge en kleine mensen. De kinderen waarover Jezus hier spreekt zijn grote mensen met een kinderhart, mensen die zichzelf klein of gering achten, zij die leven van God zoals kinderen dat doen van hun ouders.

Als volwassene kan men, evangelisch gezien, alleen maar kind zijn als men een volwassen houding heeft ten aanzien van de Vader in de hemel, eenzelfde tedere verhouding als een klein kind ten opzichte van zijn aardse papa. Voor een klein kind geldt: mijn vader, mijn moeder, zorgt voor me en aan hen vertrouw ik me toe. Voor volwassen gelovigen zou moeten gelden: onze Vader in de hemel zorgt voor me, aan Hem vertrouw ik me toe.

Je toevertrouwen aan de Vader betekent geloven dat Hij met u het beste voorheeft, dat Hij je heel persoonlijk bemint en met u een weg wil gaan. Het betekent die liefde zo beminnen dat je nog maar één verlangen hebt: leven in Gods liefde, één worden met die liefde, je door dàt en enkel dàt laten leiden.

Het betekent Jezus welkom heten in je leven, gelovend en wetend dat God Hem gegeven heeft opdat je zou groeien in zijn liefde. Het betekent je hele leven, je hele zijn, al wat je bent, schenken aan Jezus, opdat Hij je kan transformeren in deze liefde. Het is je verlaten op Jezus, diep gelovend dat Hij je brengen zal in zijn eigen ja-woord tot de Vader.
Wie dit begrijpt, gelooft en gaat, zal meer en meer beeld worden van God, drager van zijn Vrede, uitdrager van zijn goedheid.

Laten we ons schenken aan Jezus, opdat we die mensen mogen worden die God wil dat we worden.
Ja, laat ons als volwassen mensen, kinderen worden die leven van en in God.

kris

Reacties

  1. Ik denk dat wij in onze tijd niet hoog oplopen met onze verering van onze heilige engelbewaarder. Onze tijd kan daar geen weg mee. Engelen lijken op elfjes of feeën en dat behoort tot het rijk van de sprookjes of zelfs van de mythen. En toch is het gegeven van de engelen een zeer Bijbelvast gegeven. Wij horen – zoals mijn missaaltje het zegt – Jezus graag spreken over rechtvaardigheid en zelfs over de liefde voor een vijand, omdat dat tenminste ons samenleven helpt opbouwen. Maar wat zegt het ons dat wij weer als een kind moeten worden om het Koninkrijk van God te beërven? En wat zegt het ons dat de kinderen engelen hebben in de hemel die Gods aanschijn aanschouwen? En toch behoren dergelijke teksten evenzeer tot de christelijke openbaring als rechtvaardigheid en liefde. ‘Mijn engel zal voor u uitgaan’, zei God in het Oude Verbond toen het volk wegtrok uit Egypte op weg naar het beloofde land. Wij hebben aan onze zijde steeds een engel van God die ons beschermt en geleidt. En hoe vaak hebben wij al zijn bescherming niet ondervonden? Hoe vaak moesten wij niet zeggen: ‘Hier heb ik geluk gehad en zelfs meer dan geluk. Een auto kwam recht op ons af, maar wij konden uitwijken en er gebeurde niets. Maar het scheelde niet veel of we waren eraan’. Trouwens, wie zijn wij om God de les te spellen en om Hem te zeggen dat het gegeven van de engelen ons eigenlijk niets zegt? Mag God niet doen wat Hij wil en zoals Hij het wil? Laten wij onze engelbewaarder dan eren en hem als een vriend begroeten. Elke dag, elk uur, elke seconde staat hij aan onze zijde om ons te beschermen en te leiden. ‘Engel van God, die mijn bewaarder zijt, aan uw hulp ben ik door de goedheid van God toevertrouwd; help mij, verdedig mij en bestuur mij’. Op deze eerste zaterdag, de dag van Maria’s Onbevlekt Hart, is het ook niet slecht ons te herinneren dat in Fatima in 1916, een jaar vóór de verschijningen van Moeder Maria aan drie herderskinderen, dat toen daar in de grot van Cabeço een jongen stond van zo’n 16 jaar, schitterend van licht, die tot de kinderen zei: ‘Ik ben de engel van Portugal en ik vraag u te bidden voor de mensen die niet in God geloven, Hem niet aanbidden, niet op Hem hopen en Hem niet beminnen’. In zijn zeer mooi lied ‘So long Marianne’ zingt Leonard Cohen: ‘Je weet dat ik ervan hou te leven met jou, maar je doet mij zo veel vergeten; I forget to pray for the angels and then the angels forget to pray for us. Ik vergeet te bidden voor de engelen en dan vergeten de engelen te bidden voor ons’. Is dat niet het gevaar, beste broeders en zusters?

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. "En hoe vaak hebben wij al zijn bescherming niet ondervonden? Hoe vaak moesten wij niet zeggen: ‘Hier heb ik geluk gehad en zelfs meer dan geluk. Een auto kwam recht op ons af, maar wij konden uitwijken en er gebeurde niets. Maar het scheelde niet veel of we waren eraan’." Ik zou heel voorzichtig zijn met zulke beweringen. In die andere auto viel een dodelijk slachtoffer. Waar is die bescherming dan?

      Verwijderen

Een reactie posten