woensdag in week 29 door het jaar

Petrus vraagt aan Jezus: ‘Heer, is deze gelijkenis alleen voor ons bedoeld of voor iedereen?’

Het evangelie is nooit voor ons met uitsluiting van anderen en het is nooit voor anderen met uitsluiting van ons. Het evangelie is altijd voor iedereen. Het evangelie is altijd voor u, voor mij. Het is Gods woord aan u, aan allen gericht.

Dat krijgt Petrus meteen te horen. Die waakzaamheid waar iedereen aan wordt gehouden, wordt nu heel bijzonder in deze gelijkenis toegepast op mensen zoals Petrus, die door God geroepen zijn om leiding te geven aan de gelovige gemeenschap. Maar dat heeft weer tot gevolg, dat, als er weer een vermaning wordt gegeven, degene die niet in die functie staat, kan gaan denken: dat gaat over de leiders en ieder die geen leider is heeft daar niets mee te maken. Ja, hij kan zelfs, in de bijzondere toepassing van dit woord over de waakzaamheid bij de leiders gaan denken, dat hij als ondergeschikte helemaal geen verantwoordelijkheid heeft, dat hij zijn verantwoordelijkheid kan afwentelen op de leider.

Dat gebeurt heel veel. De mensen in de wereld geven de schuld aan de Kerk, of mensen in de Kerk geven de schuld aan priesters, aan de bisschoppen, de mensen die er voor staan zijn schuldig aan het verval van de Kerk. De priesters kunnen zeggen: het zijn de bisschoppen die niet goed leiding geven, en de leken kunnen zeggen: de priesters geven het slechte voorbeeld, of mijn ouders, of mijn omgeving, of de geseculariseerde, ontkerstende maatschappij. Daar kan ik niets aan doen. En zo geeft ieder de ander de schuld van het verval van de Kerk.

De parabel leert ons inderdaad een grote verantwoordelijkheid voor wie in de leiding staan. Maar wat de leiders zijn binnen de Kerk naar hun geloofsgenoten toe, dat zijn alle christenen in hun houding tegenover elkaar, en in wezen naar alle mensen in de samenleving.

Leiders zijn geroepen zout der aarde te zijn. En daar ieder van ons in wezen geroepen is om 'leider' (lees: dienaar van de Heer, van de gemeenschap) te zijn, is ieder van ons geroepen zout te zijn in deze wereld, ieder met zijn gaven, ieder in zijn specifieke roeping, ieder in zijn functie. Van ieder van ons kan worden gezegd dat ons veel is toevertrouwd, en dat veel is eigenlijk nog te weinig gezegd, want het woord van God is ons toevertrouwd.
Ons is zo veel toevertrouwd, dat Petrus in zijn eerste brief aan ons allen zegt: 'U bent een uitverkoren geslacht, een koninkrijk van priesters, een heilige natie, een volk dat God zich verworven heeft om de grote daden te verkondigen van Hem die u uit de duisternis heeft geroepen naar zijn wonderbaarlijke licht.' (1 Pet. 2,9).

Als bij ons het licht dooft, minder begint te stralen, dan dooft het licht in onze omgeving, dan verflauwt de hoop bij gelovigen en niet-gelovigen.

Het licht van Christus is in ons hart aangestoken en dat mag / moet blijven schijnen en stralen naar buiten toe.

Steeds weer opnieuw dat licht van Christus opnemen, dat is wat wij doen wanneer wij luisteren naar Gods Woord en er gehoor aan geven.

Naar woorden van J. Bots, sj

Reacties

  1. Nu Jezus is gekomen, hoeven wij niet meer in de zonde te leven. Zonde is leven zonder God en zonder de evenmens. Zonde is leven voor jezelf alleen. Paulus nodigt ons uit niet meer in dienst te staan van de zonde, maar in de dienst van God. Dat brengt ons de gerechtigheid. We doen recht aan God en aan de anderen die onze planeet met ons delen. Gisteren las ik bij de H. Johannes Chrysostomus in ons brevier vijf wegen om van de zonde af te raken, vijf wegen van berouw. Een eerste weg is onze zonde erkennen en ze afkeuren. Dan zullen wij niet zo gemakkelijk die zonde opnieuw doen. Een tweede weg is het geleden onrecht vergeten, de fouten van onze medemens vergeven, niet meer kwaad zijn op hem. Dan zal de Heer ook onze fouten vergeven. Een derde weg van berouw is een vurig en zorgvuldig gebed. Een vierde weg is de aalmoes en ieder kan iets weggeven, denk maar aan de arme weduwe die twee penningen offerde (Mc. 12, 42). De vijfde weg van berouw is bescheidenheid en nederigheid. Zo verzorgen wij onze wonden. Wij verwerven de eeuwige weldaden door het medelijden en de menslievendheid van onze Heer Jezus Christus.
    De beste manier om ons op het eindoordeel voor te bereiden, is dagelijks onze plicht doen, het werk dat verbonden is met onze levensstaat. Jezus noemt dat het rantsoen koren geven. Een moeder doet dat als ze haar kind voedt, een vader doet dat als hij werkt voor zijn gezin en de samenleving. Iedereen doet dat als hij of zij de dagelijkse taak vervult, ook als die eens lastig is. Wie afdwaalt van deze weg doet niet de wil van zijn heer, zeg maar van God zelf. Als ik dikwijls herhaal dat Jezus ons allen in wil zaaien in Gods heerschappij, dat Hij er ons toe brengen wil God de Heer te laten zijn van ons leven, dan is dit ook dat: zorgen voor mekaar, hongerige mondjes – en er zijn er veel! – te eten helpen geven, zieken verzorgen, jongeren opvoeden, onze buur helpen als dit nodig is, delen van wat we kunnen missen, wat sober leven. Dat is de weg naar de eeuwigheid. En mocht ons dagelijks gebed daarbij niet ontbreken, ook niet de voorbede voor onze broeders en zusters in de wijde wereld.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ergens las ik'je gebed is noodzakelijker dan je aanwezigheid'.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Leestip:'de geestelijke wereld heeft prioriteit, maar andere middelen kunnen hier prima mee gecombineerd worden.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. " De Weg naar de eeuwigheid is: de aanwezigheid van de Heer trachten te ervaren door: gebed, er zijn voor de ANDEREN !en zoals Pr DaniËl het ook zo klaar alsKris zegt !AAN-WEZIG-zijn voor elk !!!!!!!Zwaar maar met Zijn hulp:doenbaar !!!
    DANK!

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten