vrijdag in de paasweek
WAAR HET VUUR AL BRANDT
Het is een ontroerend beeld: Petrus die zich zonder aarzelen in het water werpt zodra hij Jezus herkent aan de oever. Geen uitleg, geen uitstel - alleen de sprong. Alsof zijn hart al bij de Heer was voordat zijn lichaam het water raakte. Deze man, die Jezus driemaal had verloochend, wordt opnieuw aangesproken, niet met verwijten, maar met nabijheid. Jezus ontvangt hem met brood en vis, met warmte en stilte, met een eenvoudig: “Kom, eet iets.” Aan dat vuur, in die vroege ochtend, gebeurt iets groots: de band die al hersteld werd op Goede Vrijdag wordt nu verdiept. Niet zomaar vergeving, maar de hernieuwing van een roeping. De vriendschap wordt bevestigd, het vertrouwen herwonnen.
In de eerste lezing uit Handelingen zien we het gevolg daarvan: een andere Petrus staat op. Niet de bange, vluchtende man van toen, maar een herboren getuige. Niet op eigen kracht, maar “vervuld van de Heilige Geest”. Diep bezield zegt hij: het is “door de Naam van Jezus Christus van Nazaret” dat de genezing gebeurt. Petrus wijst niet naar zichzelf. Hij treedt niet op als een soort held, maar puur als getuige. Zijn verleden houdt hem niet tegen, want het is de Verrezene die zijn toekomst bepaalt.
Het behoort tot het wezen van de paasboodschap: vergeving, vernieuwing, roeping, zending. Dit had Petrus goed begrepen. Het zou de ziel worden van zijn verdere leven. Hij verstond de kunst van overgave aan de Verrezen Heer die door hem heen leeft en handelt. Hem heeft Jezus dan ook gekozen om de rots te worden, om het Petrusambt – zoals we dat dan plechtig zeggen – te ontvangen en te dragen. Petrus, de eerste paus, is niet gekozen omdat hij een heilig boontje was. Hij heeft in zijn leven uitschuivers gemaakt om u tegen te zeggen. Maar Jezus kiest niet iemand omwille van zijn volmaaktheid, maar omwille van zijn toevertrouwen aan Hem. De kracht van de Kerk begint niet bij volmaaktheid, maar bij openheid voor genade. Wie struikelt én zich laat oprichten, wordt een levend teken van hoop. Dat was bij Petrus zo - en dat kan bij ieder van ons zo zijn.
Onze geliefde paus Franciscus, die voor zovelen een herder naar Gods hart is geweest, is tot de Vader geroepen. In zijn pontificaat weerspiegelde hij iets van diezelfde eenvoud en vurigheid die we bij Petrus zien. Laten we met dankbaarheid bidden voor zijn ziel, en om troost voor allen die hem nabij waren.
Tegelijk mogen wij als geloofsgemeenschap de blik richten op wat komt. Binnenkort zullen de kardinalen zich verzamelen in conclaaf, op zoek naar een nieuwe rots, een nieuwe Petrus. Bidden wij dat dit conclaaf allereerst een gebeuren van de Heilige Geest mag zijn - een ruimte waarin geen andere stem klinkt dan die van de levende Heer.
Laten we bidden
Heer Jezus,
U hebt Petrus niet losgelaten toen hij wankelde.
Laat ook ons niet los wanneer wij zwak zijn.
Spreek tot ons zoals U sprak aan het meer:
met stilte die raakt, met nabijheid die heelt,
met een woord dat ons weer op de been helpt.
Herstel wat in ons gebroken is.
Bevestig het vertrouwen dat U in ons stelt.
Vervul ons met uw Geest,
opdat wij trouwe getuigen worden van U;
niet uit eigen kracht,
maar gedragen door uw genade.
In uw naam.
Amen.
Geliefde mensen,
laat ons niet bang zijn om de sprong te wagen, om zwemmend of lopend zonder omwegen naar de Heer te gaan die ons opwacht aan de oevers van ons leven. Hij is er. Het vuur brandt reeds.
Een mooie vrijdag,
kris
Om mee op weg te gaan
Durf ik, zoals Petrus, mijn vertrouwde grond los te laten en naar Jezus toe te gaan? Laat ik mij aanspreken door de Heer, ook in het besef dat ik al vaak gestruikeld ben? Hoe geef ik mij vandaag over aan Jezus, aan zijn woord, zijn nabijheid, zijn vuur? Wat houdt mij nog tegen om vol vertrouwen te zeggen: 'Heer, U weet dat ik U liefheb'?
"Heer, U weet dat ik U liefheb"
BeantwoordenVerwijderen