donderdag in week 20 door het jaar

In de parabel die we vandaag te horen krijgen richten we ons even op dat ene feit van die man die wel naar het bruiloftsfeest gekomen was, maar er zich niet op had gekleed. Waarop de koning de man liet buitenzetten, in ‘de uiterste duisternis’, zoals het er staat.

Wanneer wij ’s morgens opstaan kiezen wij die kleding om aan te trekken waar we ons goed in voelen, of die we nodig hebben in de opdracht die we die dag te vervullen hebben. Het is een dagelijks ritueel dat we spontaan doen, en waar we ons verder geen vragen bij stellen.

Een christen zou met dezelfde vanzelfsprekendheid zich ieder morgen moeten kleden met de liefde van Christus; met Christus zelf. Om in alles wat hij doet en laat deelnemer te zijn aan Gods feestmaal: het leven u gegeven.

Deelnemen aan Gods feestmaal, of christelijk gesproken: je leven omarmen, vraagt als christen een welbepaald engagement: namelijk leven vanuit je verbondenheid met Christus, je kledend in zijn liefde, ieder en alles beminnend vanuit Christus’ inwoning.

Wanneer je je bewust niet kleedt met deze liefde zul je nooit deelgenoot kunnen zijn van Gods feest. In zekere zin zul je een vreemde blijven; vervreemd van God, vervreemd van de eigenlijke bedoeling van je leven, vervreemd dus van je roeping, en in de diepte ook vervreemd van je medemens.

Het gaat er om onze diepste roeping te volgen: ingaan op het feest, én ons kleden met de liefde van de Heer. Dan zal het feest ten diepste feest zijn.

Bid en heb lief.

Ora et labora.

Kleed je in liefde, en ontmoet in de ander Christus die vraagt bemind te worden.

Ontdek in ieder mens de zin van je bestaan. Kleed je ernaar, en neem deel aan Gods feest.

kris

Reacties

  1. Gisteren moest Ezechiël een profetie uitspreken tegen de herders die zichzelf weiden en niet de kudde. De profetie besloot met de woorden dat God zelf voortaan Zijn kudde zal weiden. In deze hoofdstukken 34 en volgende van Ezechiël staat dat God Zijn heilige Naam weer zal heiligen. Zijn Naam is ontheiligd door de zonde van het volk en door het slechte herderen van zijn leiders. Voortaan zal God Zijn ontheiligde Naam zelf weer heilig maken door aan de omliggende volken te tonen dat Hij de Heer is door Zijn volk weer samen te brengen en thuis op zijn eigen bodem. De mensen krijgen een nieuw hart, een hart niet meer van steen, maar van vlees. De mensen zullen God dienen en zo zal de Naam van God weer geheiligd worden. Het zijn deze teksten die aan de oorsprong liggen van Jezus’ bede in het Onze Vader: ‘Geheiligd worde Uw Naam’. Maar dat gaat blijkbaar toch niet zo gemakkelijk. Het evangelie van vandaag toont dat de mensen niet ingaan op Gods uitnodiging. Ze zijn genodigd tot het bruiloftsmaal van Zijn Zoon. Maar ze gaan ieder zijn eigen weg: zaken en andere dingen gaan voor. Toch geeft God niet op: de bruiloftszaal moet vollopen. Iedereen wordt uitgenodigd, goeden en slechten, iedereen zoals hij of zij is op de straten en kruispunten van de wegen. En de zaal loopt inderdaad vol. Toch is daar iemand binnengekomen die niet gekleed is voor dat bruiloftsfeest. Je zult zeggen: ‘Hoe kon het anders? Die man werd van de straat geplukt.’ Neen, beste broeders en zusters, bij het binnenkomen van de bruiloftszaal werd aan ieder een bruiloftskleed gegeven. Dat is ons doopkleed. Iedereen wordt uitgenodigd om gast bij God te zijn. Er is wel een voorwaarde: je moet bekleed zijn met de Heer Jezus. En dat krijg je zomaar gratis, als je het maar wilt. Die man zonder dat kleed, kon dan ook niet bij God blijven. Hij werd buitengeworpen. Het hangt van onszelf af of we gast in Gods huis zullen zijn. Maar hoe dan ook, Gods hemel zal vollopen. Gods feest gaat door. Zijn Zoon is de Bruidegom van heel de mensheid. Zorg dat je erbij bent. En bid voor zovelen voor wie God blijkbaar niet veel betekent. Zij hebben hun zinnen op het aardse gezet. Het aardse heeft wel zijn plaats, maar in relatie met de werkelijkheid van God. Laten wij vandaag met veel aandrang bidden dat God Zijn heilige Naam weer heilig kan maken. Dat betekent: dat Hij weer de Heer mag zijn van velen. En ‘velen’ in de Semitische talen, betekent eigenlijk ‘allen’. Het is ‘velen’, maar zonder beperking.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Troostende woorden van St. Bernardus vandaag in ons brevier:
    Volstrekt niet even overvloedig stromen de minnende en de Liefde, de ziel en het Woord, de bruid en de Bruidegom, de Schepper en het schepsel: zij verhouden zich als de dorstige en de bron.
    Wat volgt hieruit? Is hierom al het andere zinloos en onvervulbaar: de wens van de toekomstige bruid, haar zuchten en verlangen, haar brandende liefde, haar vertrouwvol verwachten? Is dit alles overbodig, omdat het haar onmogelijk is even snel te lopen als een reus, in zoetheid te wedijveren met honing, in zachtheid met een lam, in reinheid met een lelie, in lichtende pracht met de zon, in liefde met Hem die de liefde zelf is? Neen.
    Want ook al bemint het schepsel in mindere mate omdat het nu eenmaal minder is, toch – als het met geheel zijn wezen bemint – ontbreekt er niets, daar zijn liefde totaal is. Daarom is zó beminnen, hetzelfde als gehuwd zijn, want het is onmogelijk zo te beminnen en weinig bemind te worden. In de eensgezindheid van beiden bestaat dan ook het volledige en volmaakte huwelijk. Of twijfelt iemand eraan dat het Woord de ziel het eerst en het meest heeft bemind?

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten