woensdag in week 20 door het jaar

Vandaag beluisteren we de gelijkenis over de werkers van het laatste uur. Terwijl anderen een hele dag hadden gewerkt kregen deze laatkomers hetzelfde loon voor de korte tijd dat zij die dag gewerkt hadden.

Wat leert deze gelijkenis ons?
Wel, ze leert ons veel.
Laten we ons richten naar drie zaken.

Wat ons in de gelijkenis het eerste opvalt is dat het Koninkrijk van de hemel vergeleken wordt met een wijngaard. Met een plaats dus waar gewerkt wordt. Zoals we weten is de Kerkgemeenschap, en in wezen elke mens, geroepen om het Koninkrijk van God hier op deze wereld gestalte te geven; een rijk waar God en de naaste ten diepste bemind wordt. De wereld waarin we leven, en waartoe we gezonden zijn, mag dus geen plek zijn om een luilekkerleventje te leiden. Nee, het is een plaats waar men zich in vrijheid engageert om Gods goedheid gestalte te geven in een zorgend leven voor elkaar; biddend en/of handelend, ieder naar zijn roeping, met zijn gaven en talenten.

Een tweede zaak die opvalt is de houding van de heer van de wijngaard, bijzonder tegen het einde van de dag. De werkers die er tegen het laatste werkuur waren bijgekomen kregen evenveel loon van hem als zij die een hele dag gearbeid hadden. Wel, geliefde mensen, zo is God: door en door goedheid. Natuurlijk is God blij wanneer er mensen zijn die heel hun leven van jongs af aan geleefd hebben als goede en liefdevolle mensen. Maar God is ook blij (bijzonder blij zelfs) wanneer er mensen zijn die meer tegen het einde van hun leven de zin van het bestaan ontdekken: namelijk te leven voor en in de liefde. Dat noemt men barmhartigheid. Altijd opnieuw openstaan voor zij die zich keren naar de liefde, op welke moment in het leven dat dat ook gebeurt. Denken we aan de 'goede moordenaar' die naast Jezus gekruisigd werd. Hij had berouw, en bad in alle oprechtheid om ontferming. Hij keerde zich naar Jezus, naar de liefde. En dat was voor Jezus genoeg om hem te beloven nog dezelfde dag in het paradijs te zijn. Zo is God. Groots!

Een derde zaak die opvalt is de ontevredenheid van zij die een hele dag onder de brandende zon gewerkt hebben bij de uitkering van het loon en de vaststelling dat de laatkomers evenveel kregen. De heer van de wijngaard berispt hen met de woorden: 'Zet het kwaad bloed dat ik goed ben?' Een vraag die zich hier aandient is de volgende: kunnen wij ten diepste blij en dankbaar zijn wanneer mensen God vinden in het leven, ook al stellen wij misschien vast dat zij een groot stuk van hun leven 'geprofiteerd' hebben? Zijn wij oprecht blij, met de vreugde van de hemel, wanneer mensen God vinden? 

Voor mij persoonlijk roept dit evangelie ook op missionair in het leven te staan. En daarmee bedoel ik niet dat we heel de dag door met iedereen over God moeten praten, of dat we voortdurend Bijbelcitaten moeten aanhalen. Ik bedoel: gaan wij zo om met onze medemens dat het beste in hen naar boven komt, dat zij vreugde ontdekken in een zingevend bestaan, dat zij blijheid ervaren in het zorgend omgaan met de ander? In het 'goede gesprek' kunnen we dan misschien over God praten, over de zin van ons bestaan, over het belang van de liefde, over Jezus.
Laten we dit alles niet doen vanuit ons eigen ikje, maar altijd vanuit Christus die ons bewoont, en die ons ten gepaste tijde de genade zal verlenen te getuigen van Hem, en wel zo dat anderen aangeraakt worden door de levende Liefde: God in ons leven. Laten we om deze genade bidden.

kris

Reacties

  1. Je bent al jaren in het klooster, je bent jarenlang in dienst in een bedrijf, je bent oma of opa en je denkt nu wat rust en aandacht te krijgen. Maar wat gebeurt? De jonge zusters in het klooster lopen met alle aandacht weg, net als de pas in dienst getreden werknemers in een bedrijf of de kleine kinderen van je kinderen. Je bent dus een werker van het eerste uur en de werkers van het elfde uur krijgen alle aandacht. De parabel van Jezus zegt dus terecht dat de werkers van het eerste uur die alle hitte en lasten van de dag doorstaan hebben, kwaad werden. Zij kregen de overeengekomen denarie, net als degenen die pas in dienst waren getreden. Je mag niet vergeten dat een denarie een beeldenaar bevat en in de wijngaard des Heren – want Jezus vertelt een gelijkenis van het Rijk Gods! – is de beeldenaar die van de Heer zelf. Meer nog: de tienling IS de Heer. De beloning is God zelf. Een mens vergeet vaak gauw zijn eigen geschiedenis. Als kind kregen wij ook veel aandacht. Ik hoor mijn vader nog zeggen: ‘Als jullie van school komen, moeten moeder en ik zwijgen, jullie hebben het al te vertellen’. In een klooster is een jonge zuster of broeder in onze tijd een meer dan welgekomen aanwinst. En de tijd is ook niet meer die van vroeger toen intredes dagelijkse kost waren. Nu moet een overste er alles aan doen om haar of zijn jonge scheuten te behouden. En in een bedrijf zijn de jonge aangeworvenen vaak veel beter bedreven in die technologische hoogstandjes die onze sociale media nu zijn, veel meer dan wij die daar niet mee op zijn gegroeid. Wat te doen? Zeker niet jaloers zijn. Zolang je vergelijkt, zal je nooit gelukkig zijn. We moeten weten dat wij onszelf niet moeten herderen (zie eerste lezing). We zijn er, ook als we wat ouder worden, voor de anderen, wie die ook zijn. Als Petrus gisteren nog vroeg: ‘Wij hebben alles verlaten voor U, wat gaan we dus krijgen?’, dan was hij bezig met zichzelf te herderen. We moeten niet naar beloning vragen bij God, want ons loon is gegarandeerd. Ons loon is God zelf! En als je wat ouder wordt, zou je blij moeten zijn met de wijsheid die God je in al die jaren bij heeft gebracht. Neen, we moeten niet pretentieus zijn. Maar het blijft toch zo dat een jongere collega nog veel moet leren. Wij ook natuurlijk. Het leven is een leerschool tot een kwartier na onze dood en zelfs dan nog: de eeuwigheden door! Dus niet sakkeren, je niet achteruit gesteld voelen. Ieder krijgt bij God hetzelfde loon, nl. God zelf. Een jongere is misschien te vergelijken met een potje dat maar een eierdopje groot is, terwijl er misschien rijp geworden ouderen zijn die gelijken op een tank van duizend liter. Maar in de hemel – en ook nu al - zijn alle potjes vol. Vol van God. En vol is vol. Gun het de ander dat zijn of haar potje vol is, dat ook zij door God bemind zijn, zoals jij. Neen, er is geen reden tot jaloersheid of wrevel: allen zijn wij door God bemind. En ons bemind zijn mag zelfs groeien en groter worden met de jaren… Zeker ons bewustzijn ervan!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Wat mij opvalt bij de tekst uit Ezechiël is de opdracht van zorg voor de dieren. Ook een opdracht voor de dieren

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Pr. Daniël en Kris alweer zéér hartelijk "dankjewel" om deze aanmoedigende en deugddoende uitleg over wat "Goedheid en Liefde " écht betekent!
    Blij zijn met 't geluk van anderen ,méér en méér beseffen dat God in ieder mens ,diep in élk hart woont !!!
    En ja ...zonder altijd te "preken " wél door verdraagzaamheid,vergevingsgezindheid ,puttend uit Zijn Liefde die in ons woont !
    Hoe oud ik ook ben ...'t is nog élke dag ...herbeginnen !
    Blij en zonder "ik zucht en angst "beseffen dat Iemand ons onvoorwaardelijk bemint en we ook zo moeten leven voor onze medemensen écht leven ...dàt is pas hemels leven !
    Wàt er ook gebeurt !

    BeantwoordenVerwijderen
  4. waarom jaloers zijn op hen die pas op het allerlaatst tot het geloof komen? heb jij niet al die tijd in Gods nabijheid mogen vertoeven en hebben zij het niet hun hele leven
    zonder Hem moeten doen?

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Deze lezingen en commentaren ,vertellen ons ,hoe heel anders God is,als we geen groot geloof hebben kunnen we die goedheid niet vatten.

    'De eerste zijn de laatste','de laatste worden de eerste'.
    Zo hoog zijn Gods gedachten,
    zij gaan de tijden door,
    wie voor was blijft ten achter,
    wie achterbleef gaat voor'.

    Zingt Jubilate 589 -590.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten