2 nov - Allerzielen
LIEFDE DIE BLIJFT
Tekst overweging: Kris
Vandaag vieren we Allerzielen. Velen van ons gaan deze dagen naar het kerkhof om een bloem te leggen, een kaars aan te steken, even stil te zijn bij het graf van wie we hebben liefgehad. Zo’n bezoek getuigt van liefde, van de band die wij diep vanbinnen beleven met hen die gestorven zijn, over de dood heen. Vaak is het een moment van dankbaarheid voor wat zij in ons leven hebben betekend, soms ook van gemis, van rouw of verwerking. En voor sommigen is het eenvoudigweg een moment van stilte, vol herinneringen of vragen waarop we geen antwoord hebben.
De Kerk spreekt over de zielen in het vagevuur – een gegeven dat in het Westen vaak als verouderd wordt beschouwd, al drukt het iets wezenlijks uit over de weg naar God en heeft het in die zin niets aan inhoud ingeboet.
Wat is het vagevuur? Het is geen plaats van angst of straf, maar een beeld voor de zuiverende genade van Gods liefde. Wie sterft in verbondenheid met Hem, maar nog niet helemaal geheeld of vrij is, wordt door die liefde voltooid. Het is geen nieuwe kans, maar de voltooiing van wat in dit aardse leven al begonnen was. Wat nog onzuiver is in onze liefde, wordt door het vuur van Gods nabijheid omgevormd tot licht. Het vagevuur is geen afwijzing, maar de voortuin van de hemel – de laatste stap van een ziel die al door Gods liefde is omarmd. Een laatste aperitief, zeg maar, vóór men aanzit aan het eeuwige maal zonder einde.
Als er al pijn is in het vagevuur, dan is het de pijn van het verlangen: het intense, soms bijna ondraaglijke verlangen naar de omhelzing van Gods liefde. Het is een pijn die in wezen vreugde draagt, want zij ontstaat uit de zekerheid dat men onderweg is naar Hem.
Bidden voor de zielen in het vagevuur heeft iets heiligs. Het is een daad van liefde, een vorm van naastenliefde die de grenzen van de dood overschrijdt. Ons gebed helpt hen om die voltooiing te bereiken die zij ten diepste verlangen. We mogen het belang van ons gebed voor hen niet onderschatten.
Maar het is niet enkel eenrichtingsverkeer. Ook zij kunnen bidden voor ons. Zij kennen nu beter dan wij de kracht van Gods barmhartigheid. Hun gebed om vrede, om verzoening, om trouw, kan ons dragen. Zo blijft er een levende wisselwerking tussen aarde en hemel. De band met de overledenen is een diep mysterie van menselijke verbondenheid door de dood heen.
Over deze verbondenheid wordt relatief weinig gesproken. Maar ze behoort wezenlijk tot de werkelijkheid van ons geloof. Zoals het belangrijk is onze relaties hier op aarde te koesteren en te verzorgen, zo mogen we ook zorg dragen voor wie gestorven zijn. Ze zijn niet verdwenen, maar opgenomen in Gods liefde. Zij zijn bij ons op een andere wijze, en wij bij hen. Het is goed dit mysterie te koesteren in ons hart, in het stille weten dat liefde niet sterft.
In het evangelie van vandaag komt Jezus bij Marta en Maria, die rouwen om hun broer Lazarus. Marta zegt wat zovelen van ons denken in verdriet: “Heer, als U hier was geweest, zou mijn broer niet gestorven zijn.” En dan antwoordt Jezus met woorden die alles omkeren: “Ik ben de Opstanding en het Leven.” Hij verlegt het perspectief van de dood naar het leven dat in Hem aanwezig is.
Wat daar in Betanië gebeurt, is een beeld van wat gebed voor de overledenen betekent. Het opent ruimte voor de hemelse werkelijkheid waarin onze geliefden verder leven in God. Wie bidt, deelt in dat mysterie van opstanding. Wij brengen leven tot bij de doden, en zij brengen hun gebed tot bij God voor ons.
Moge dit feest van Allerzielen vooral een dag zijn van dankbare herinnering. Een dag waarop wij in stilte onze geliefde doden nabij weten en hun namen met eerbied uitspreken. En tegelijk een dag van gebed, waarin we hen toevertrouwen aan Gods barmhartigheid, in het geloof dat Hij hen voltooit in zijn liefde. Want in Hem is niemand verloren, en wie in Hem gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft.
Laten we bidden
Heer van leven,
vandaag op Allerzielen
brengen wij bij U wie ons dierbaar zijn.
Neem hen op in uw barmhartigheid
en voltooi in hen wat U begonnen bent.
Reinig hun ziel in het vuur van uw liefde
en schenk hun rust in uw nabijheid.
Mogen wij één blijven met hen in geloof en gebed.
Dat onze liefde hen draagt
en hun gebed ons tot U voert.
In uw naam.
Amen.
Geliefde mensen, vandaag staan wij stil bij allen die ons dierbaar zijn en die bij God hun rust vonden. Moge dankbaarheid ons hart vervullen en hun herinnering ons tot zegen zijn.
Mooie zondag,
kris
Om mee op weg te gaan
Sta stil bij de vraag hoe het staat met jouw verbondenheid met hen die jou zijn voorgegaan. Kun je geloven dat vriendschap niet ophoudt bij de dood, maar verder leeft in Gods liefde? Moge dat geloof geen magere troost zijn bij het gemis van een geliefde, maar een bron van stille vreugde. In dat geloof weten wij ons samen geborgen in Gods liefde.
Véle geliefden zijn overleden gezien mijn hoge ouderdom! Dät zet er mij toe met Zijn Barmhartigheid in mijn hart èlke mens in Zijn Licht te zien met het Vuur van Zijn Liefde ! Met vallen en opstaan telkens weer !
BeantwoordenVerwijderenBidden voor de zielen in het vagevuur.En wat voor hen die niemand hebben die voor hen bidt?
VerwijderenZij kunnen bidden voor ons.Hoe kunnen zij volmaakt gelukkig zijn wanneer zij onze toestand zien waarvoor zij moeten bidden?
Noel Coenraets
"Wie sterft in verbondenheid met Hem, maar nog niet helemaal geheeld of vrij is"
BeantwoordenVerwijderenZijn we dat niet allemaal...? Of toch bijna allemaal. Is het daarom niet beter om het bij de woorden
van Christus te houden, die het nergens heeft over een voorstadium van de hemel?
Beste anoniem
Verwijderentoevallig vandaag had ik een druk mailverkeer met iemand de vraag stelde wat we moeten met dat zogenaamde vagevuur. Ik kopieer mijn laatste e-mail naar die persoon die ik schreef na wat opzoekwerk.
De leer over het vagevuur (of “reiniging na de dood”) is niet uit de lucht komen vallen, maar is geleidelijk gegroeid in het geloofsbesef van de Kerk. Ze wortelt zowel in de Bijbel als in de levende overlevering van gebed voor de overledenen. Ik geef een beknopte maar inhoudelijk volledige uitleg in vier stappen: Bijbelse kiemen, vroegchristelijke praktijk, theologische uitwerking en kerkelijke bevestiging.
1. Bijbelse kiemen
Er is geen expliciete tekst die het woord vagevuur gebruikt, maar er zijn Bijbelpassages die wijzen op een zuiverende toestand na de dood.
In 2 Makkabeeën 12, 38-46 wordt verteld hoe Judas Makkabeüs offers laat opdragen voor gesneuvelde soldaten, “opdat hun zonden zouden worden uitgewist”. Dat veronderstelt dat vergeving na de dood mogelijk is.
In het Nieuwe Testament spreekt Jezus in Matteüs 12,32 over een zonde “die niet vergeven zal worden, noch in deze wereld, noch in de toekomstige” – wat impliceert dat er zonden zijn die wél nog vergeven kunnen worden na dit leven.
Paulus gebruikt in 1 Korintiërs 3,13-15 een sterk beeld: het werk van de mens zal door het vuur beproefd worden; wie gered wordt “zal gered worden, maar als door vuur heen”. De traditie las dit als een aanduiding van een louterend proces dat de ziel zuivert van wat nog niet volledig in overeenstemming is met God.
2. Vroegchristelijke praktijk
Reeds in de 2e en 3e eeuw vinden we in grafinscripties en bij kerkvaders zoals Tertullianus en Cyprianus verwijzingen naar gebed voor de doden. De christelijke gemeenschap bad dat hun zielen “in vrede zouden rusten” en dat ze zouden “deel krijgen aan het licht van God”. De overtuiging groeide dat zulke voorbede zinvol is omdat overledenen nog kunnen geholpen worden door de liefde van de Kerk.
3. Theologische uitwerking
Vanaf Augustinus en Gregorius de Grote (6e eeuw) kreeg deze intuïtie meer vorm. Augustinus sprak over een tijdelijk vuur dat de zielen reinigt; Gregorius gebruikte al het woord purgatorium (van purgare, reinigen). De middeleeuwse theologie – vooral bij Thomas van Aquino – verduidelijkte dat het niet om een tweede kans of tijdelijke hel gaat, maar om een toestand van heiliging: wie in Gods genade sterft maar nog niet volledig gezuiverd is, wordt in de liefde gelouterd om tot de volkomen aanschouwing van God te kunnen komen.
4. Kerkelijke bevestiging
De leer werd officieel verwoord door het Concilie van Lyon (1274), het Concilie van Florence (1439) en vervolgens het Concilie van Trente (1547). Trente benadrukte dat het vagevuur echt bestaat en dat de levenden de overledenen kunnen helpen door gebed, vooral door de eucharistie. Het concilie vermeed echter exacte beschrijvingen – geen fysiek vuur, geen duur – maar liet het open als een mysterie van zuivering in Gods liefde.
In de moderne theologie wordt het vagevuur niet meer voorgesteld als een plaats tussen hemel en hel, maar als een proces van innerlijke voltooiing in de liefde van God. Paus Benedictus XVI verwoordde het in Spe salvi (nr. 47) als een ontmoeting met Christus “waar de blik van Zijn liefde ons brandend treft en tegelijk geneest”.
Samengevat: de leer over het vagevuur komt voort uit de Bijbelse overtuiging dat Gods barmhartigheid verder reikt dan de dood, uit de vroegchristelijke gebedspraktijk voor de overledenen, en uit de theologische doordenking van hoe Gods liefde de mens volledig zuivert om hem tot Hem te brengen.