dinsdag in week 29 door het jaar
Vandaag zegt Jezus: 'Sta klaar, doe je gordel om en houd de lampen brandend, en wees als knechten die hun heer opwachten wanneer hij terugkeert van een bruiloft, zodat ze direct voor hem opendoen wanneer hij aanklopt. Gelukkig de knechten die de heer bij zijn komst wakend aantreft.'
Staan we klaar om de Heer te ontvangen wanneer Hij komt? Komen doet Hij, sowieso. Maar zijn we klaar? Zullen we het merken als Hij komt? Of zijn we zo met onze zaakjes bezig dat we zijn komen nauwelijks of helemaal niet gewaar worden...
Het evangelie van vandaag wordt dikwijls toegespitst op het aards sterven van de mens. En terecht. Doorgaans komt een overlijden onverwacht en moeten we ons de vraag stellen: gaan we klaar zijn voor die grote ontmoeting met de Heer?
Maar dit evangelie gaat ook over het gewone leven, over elke dag. Want… in elke situatie van het leven komt de Heer langs, en vraagt Hij bemind te worden, zijn liefde te zijn. Dit speelt zich af voor het kookfornuis, tussen mensen onderling, op de tram, in de natuur,… Overal en altijd.
We kunnen inderdaad koken in de Vrede van God, met zijn liefde, dankbaar om de vruchten van de aarde, het werk van onze handen. We kunnen elkaar ontmoeten met de liefde van de Heer, met zijn tederheid, zijn vriendschap, zijn genegenheid. We kunnen op de tram zitten vleiend tegen Hem aan, blij omdat Hij er is, de mensen rondom ons biddend bij Hem brengend of genietend in het zonnetje achter glas in zijn Vrede bij een goed boek. We kunnen opgaan in de schoonheid van de natuur door verwonderd te zijn over al dat mooie gegeven door God zelf. Enzovoort…
We hoeven daarvoor niet altijd met ons verstand bij de Heer te zijn, Hem of het evangelie voortdurend met ons kopje te beredeneren. Het gaat veeleer over een wijze van zijn, een levenshouding, die getekend is door stille dankbaarheid om het bestaan van God, om wat Hij doet, om wat Hij vraagt.
Laten we leven in het licht van de Heer.
kris
Ons hart is versperd. Het kan niet tot God komen. De weg is versperd door de zonde. De weg naar de broeder is evenzeer versperd. Wij leven voor onszelf, ieder voor zich. Dat is wat de zonde van de eerste mens teweeg heeft gebracht. Wij zijn levend dood. Want wij kunnen bij God en bij onze evenmens niet komen. Ons hart is hard geworden. Het moet verlost worden. Het moet uitgezuiverd worden. Dat doet Jezus. Hij is de nieuwe Adam, de nieuwe mens. Hij staat wel open voor God en voor de medemens. Hij is heel en al openheid. Op het kruis maakt Hij ons hart weer zacht. Hij maakt de gevallen schepping weer nieuw. De zonde woekert, ja, ze woekert eigenlijk in de wereld nog altijd voort. Maar daartegenover zet God Zijn genade, Zijn Zoon Jezus Christus, de liefste en schoonste mens die ooit heeft geleefd. Zijn genade is mateloos. Hij doet recht aan God en aan de medemens. Zo brengt Hij ons allen tot volheid van leven, tot eeuwig leven. Nooit kunnen wij God genoeg danken voor de menswording van Zijn Zoon die ons de rechtvaardiging bracht. Maar nu is Hij weg. Hij is naar de bruiloft. Daar in de hemel, aan de rechterhand van God, de almachtige Vader, verzamelt Hij alle mensen voor hun thuiskomst bij God. Dat zal een eeuwige bruiloft zijn, een feest dat met de dag steeds mooier wordt. Daarom moeten wij klaar staan, de lendenen omgord, in dienstkledij om als Hij ook ons af komt halen, wij gereed zullen zijn om voor Hem open te doen. Maar die dag van Zijn komst kan er altijd zijn en is niet beperkt tot die laatste dag waarop Hij wederkomt. Altijd is de Heer daar en altijd moeten wij in dienstkledij paraat staan om Hem te dienen. Hij is er altijd als we bidden, als we eucharistie vieren en als wij ons dagelijks werk beginnen. Elke situatie, elke mens die wij ontmoeten, is een appel op ons: ’Zie je het niet, hier ben Ik, Jezus, uw Heer’. Als wij klaar staan, als ons hart stand-by staat, dan zal Hijzelf zich omgorden en langs ons gaan om ons aan Zijn tafel te bedienen. De hemel begint nu, nu in deze eucharistieviering. Hier komt Hij. Een voorbereiding op Zijn ultieme komst in de eeuwigheid. Staat ons hart klaar, staat het in stand-by? Gelukkig de dienaars die Hij wakend vindt. Want als Hij komt, ook nu vandaag, dan is dat voor ons een feest, een thuiskomen, een voltooiing van ons wezen en leven.
BeantwoordenVerwijderenBeste pr. Daniël,
BeantwoordenVerwijderen'Wij zijn levend dood', schrijft u. Is dat zo? Zo voel ik het niet aan. Ik voel me levend in de Heer. Natuurlijk vraagt Hij waakzaamheid om niet in de valkuil van de zonde te vallen. Maar door Christus' aanwezigheid, door zijn verlossing, voel ik me levend, en niet dood. Of zie ik dat fout?
In ieder geval stel je een vraag Lode die tot nadenken stemt. Van een dode mens kun je niets meer verwachten maar een levende mens die het leven van Christus in zich draagt is tot veel in staat en zal een leven op aarde mogelijk maken voor zijn medemensen, denk ik.
VerwijderenGod is geen God van doden maar van levenden.
VerwijderenAls wij zondigen, dan zijn wij dood.
De zienden zijn dan blind.
De horenden doof.
Dat is juist wat ik bedoel. Zonder Jezus waren we levend dood. Met Hem natuurlijk niet. Dan leven we juist ten volle!
VerwijderenPr. Daniël, dan denken we hetzelfde. Terwijl mijn verwoording net iets anders zal zijn dan de uwe. Maar dat is niet erg. Kan verrijkend zijn.
VerwijderenVandaag lees ik in de heiligen. kalender de geschiedenis van een aantal jezuieten 'heiligen'.
BeantwoordenVerwijderenMocht deze verklaring vandaag in de Kerk verschijnen, men zou deze mensen eerder 'zot' dan heilig verklaard worden. Alles is tijds en cultuur gebonden. Wanneer gaat onze Kerk de moed hebben op dingen los te laten en zich bezig te houden met het wezenlijke : de heel persoonlijke aanvaarding van Jezus als persoonlijke verlosser en Redder? Al de rest doet er NIETS toe?!
Maar daar gaat het toch over, beste anoniem? Ook die jezuïeten van toen, ook onze missionarissen van vroeger wilden leven vanuit Jezus en dat aan anderen brengen. Maar nu zien we veel dingen vanuit onze bril van de 21ste eeuw. Pater Damiaan wordt nu verweten dat hij de melaatsen op Molokaï wel hielp, maar zij wilden weg uit hun isolement. Pater Damiaan deed daar niets aan en hield aldus een onrechtvaardig koloniaal systeem in stand. Moeder Theresa van Calcutta wordt verweten dat ze wel de stervenden weghaalde van de straat, maar ondertussen veranderde zij het systeem niet. Maar konden zij anders? Onze zusters hier in Kortemark zorgen voor kinderen die thuis niet opgevangen kunnen worden, die zelfs door het gerecht afgenomen zijn van hun ouders. Je zou kunnen zeggen: 'Mooi, maar ze verhinderen niet dat zulke kinderen op de wereld komen'. Kunnen onze zusters iets méér doen? Onze missionarissen konden ook niets méér doen, ze waren gebonden aan hun tijd. Sint-Paulus deed niets voor het afschaffen van de slavernij, hij vond dat de vrijheid in Christus al méér was dan slaaf of vrije te zijn. Wij zijn allemaal beperkt en gebonden door een bepaald tijdsgewricht.
Verwijderen