maandag in week 27 door het jaar

Het verhaal dat Jezus vandaag vertelt is een moeilijk verteerbaar verhaal omdat we weten en ervaren dat we vaak met een boog om één van de meest wezenlijke en meest noodzakelijke waarheden van het geloof heen lopen; dat geloven namelijk geen kwestie is van theorie, maar van praktijk, niet alleen van weten en kennen, maar vooral van  beleven en doen.

Het is niet de eerste en de enige keer dat Jezus daar de nadruk op legt. Als een rode draad loopt het door heel het evangelie. Het staat als duidelijke wegwijzer langsheen heel zijn levensweg vanaf Betlehem tot op de Calvarieberg. We kunnen er niet omheen, zelfs niet in een boog. 'Niet zij die roepen: Heer, Heer, zullen het Rijk der hemelen binnengaan, maar zij die de wil doen van mijn Vader...'.
Het is ook de enige norm en maatstaf waarnaar we onszelf als gelovige mensen zullen oordelen of veroordelen; de keuzeknop, in onze eigen handen, tussen 'Kom gezegenden van mijn Vader' of 'Ga weg van mij'. Ooit zal God ons niet met de catechismus overhoren, niet de tien geboden of onze geloofsbelijdenis, ook niet of we de hongerigen, de dorstigen, de zieken of de gevangenen hebben gezien, maar wel of we tegenover die mensen even warm van hart gereageerd hebben als die Samaritaan het deed op zijn weg van Jeruzalem naar Jericho.

Vandaag, op 4 oktober, vieren we Franciscus van Assisi. Sta me toe, vanuit het evangelie van vandaag, woorden van pater Bertus Bus (ofm.cap) aan te halen die spreekt over de ontmoeting tussen Franciscus en de melaatse, en wat dat voor hem betekend heeft.

Melaatsen... de Mid­del­eeuwen zijn er door gekleurd. Een vre­se­lijke ziekte. Je lichaam wordt gevoelloos, lichaams­de­len sterven af. En de stank die melaatsen ver­sprei­den is enorm. Fran­cis­cus ontmoet op zijn weg naar Assisi een melaatse man. Als hij in de ogen van die breek­ba­re man kijkt, ziet hij als in een flits zijn roe­ping: ‘Ik wil de Heer dienen in de meest broze mensen.’ Hij omhelst de melaatse als een vriend. En op het eind van zijn leven zal hij in zijn Gees­te­lijk Testa­ment schrijven: ‘Toen ik in zon­den leefde, vond ik het erg bitter melaatsen te zien. En de Heer zelf heeft mij tussen hen gebracht en ik heb hen barm­har­tig­heid bewezen. En toen ik bij hen weg­ging was. wat ik bitter vond voor mij, omge­slagen in zoet­heid naar ziel en lichaam.’

In de ogen van de geschon­den mens heeft Fran­cis­cus iets gezien van de lij­dende Heer. En sindsdien heeft hij zich radicaal georiënteerd op Jezus Christus. Later zal hij zijn broe­ders voor­hou­den naar de melaatsen te gaan en hen altijd op han­den te dragen. Maar de broe­ders zullen niet enkel dra­gers zijn van ándermans leed. Ze mogen even­zeer hun éigen hulp­be­hoe­vend­heid aan elkaar bekennen.

Daarom schrijft Fran­cis­cus in zijn Regel: ‘De een mag de ander gerust zijn nood ken­baar maken. En als iemand van hen ziek wordt, moeten de andere broe­ders hem dienen zoals zij zelf gediend zou­den willen wor­den.’ Zo is dragen een kern­woord gewor­den in het leven van Fran­cis­cus.

In zijn ‘Verma­ningen’, een soort dag­boek­no­ti­ties, schrijft hij heel ker­nach­tig: ‘Gelukkig de mens die zijn naaste in al zijn broos­heid draagt, zoals hij door hem gedragen zou willen wor­den.’

Franciscus... schone mens !

Reacties

  1. Jona is een luie profeet. Hij staat symbool voor het Joodse volk dat tot zegen moest worden voor alle volken, zoals God het gezegd had aan Abraham. Maar Israël liep altijd weg van de Heer om afgoden na te lopen, om de wereld te dienen en niet God, Hem die het juist aan de wereld moest brengen. Jona is typisch zo’n lid van dat luie volk Gods. Hij vlucht naar de andere kant van de wereld, maar de wereld raakt zonder God wel in ademnood. Het schip waarop Jona van God wegvluchtte, raakte in moeilijkheden. De zeelieden waren dan ook kwaad op Jona: ‘Hoe hebt u zoiets kunnen doen?’ En Jona komt dan tot het besef dat hij de schuld is van het ontij in de wereld. ‘Smijt me maar in zee’, zegt Jona. En dan komt een grote vis Jona inzwelgen en op de gepaste tijd, na drie dagen en nachten, spuwt de vis Jona weer uit. Mooi is dat. Echt een voorafbeelding van Jezus’ lijden en verrijzen. ‘Zoals Jona drie dagen en nachten in de buik van de vis was, zo zal de Mensenzoon drie dagen in de schoot van de aarde zijn’, zegt Jezus in Mattheüs 12, 40. Jezus is eigenlijk zelf die vis. De ichthus, zoals Hij werd afgebeeld in de eerste eeuwen van het christendom. Ichthus: Jèsous Christos Theou huios soter, Jezus Christus’, Gods Zoon, Redder. Hij trekt het luie volk weer op het droge. Hij redt de mensheid. Jezus is de barmhartige Samaritaan. De priester en de leviet waren rond de gewonde Joodse man heengelopen. Dan komt een Samaritaan die Jood verzorgen. Wat de Joden niet doen voor de wereld, dat komt de wereld in die vreemdeling doen voor het Joodse volk. Zo daalt ook Jezus als een vreemdeling uit de hemel neer om ons te verlossen en te helen. Het gevaar is dat wij als Kerk net doen als Jona en het Joodse volk: de wereld aan haar lot overlaten. Maar de Kerk is een veldhospitaal, zegt onze paus. Onze Kerk moet de eerste zorgen toedienen, zoals de Samaritaan en Jezus deden. Franciscus had het begrepen. Opgegroeid in rijkdom was hij niet gelukkig. Maar plots had hij Jezus gevonden, de arme Jezus. En als hij nog uitging met de jongeren van Assisi bleef hij dromend achter. Hij was verliefd. Op wie? Op Vrouwe Armoede. Op de arme Jezus. En Jezus zei hem: ‘Herstel Mijn Kerk’. En Franciscus begon met kalk en mortel het kerkje van Portiuncula te herstellen. Maar Jezus wilde meer: Franciscus en in zijn spoor Clara, herstelden het hele kerkelijke leven. Zij brachten God bij de mensen. Bedelend om een hapje brood. Dat kregen ze ook, uit dank omdat zij God aan de mensen gaven. Iedere mens is onze naaste. Niet alleen de volksgenoot of geloofsgenoot zoals de Joden in Jezus’ tijd dachten. De naaste is geen kwalificatie van een ander mens, de naaste is gewoon maar een appèl op elk van ons. De naaste treedt op ons toe met een naakt gelaat, zoals Emmanuel Levinas dat zo mooi zei. En dat onbedekte, dat naakte gelaat vraagt zonder een woord te zeggen: ‘Dood mij niet, maar help mij’. Onze paus Franciscus treedt duidelijk in dat spoor van Franciscus van Assisi en van Jezus. Hij wil een arme Kerk die in dienst staat van de arme mens met zijn of haar naakte gelaat. En dat is elke mens, wie of wat hij of zij ook is.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Jezus is eigenlijk Jona, en niet de vis,
    zoals het beter is dat er één mens sterft tot redding van allen.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Jezus slokt Jona in zich op, zoals Hij ons allen inzwelgt, om ons deel te laten krijgen aan Zijn eigen leven en wezen. En dan mogen ook wij - met Hem - ons leven geven - een beetje sterven - voor velen.

      Verwijderen
  3. Hoe mooi verzorgd de 'heilige van de dag'.
    Dank je Kris!!

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Het lezen van Het Zonnelied en de mooie aflevering van Roderick zoekt licht was een prachtige aanvulling van alles wat al zo mooi was deze morgen. Het leven in eenvoud zou in deze tijd heel veel bijdragen om het klimaat te verbeteren. Alles op deze wereld is belangrijk, mens, dier en natuur. Ik hoop zo dat de mensen van nu de levenswijze van Franciscus konden volgen Met eenvoud bedoel ik niet armoedig leven. De rijken wat minder en de armen wat meer zou heel veel toevoegen aan het welzijn van de mensheid. Hopelijk gaan we ooit inzien dat dit moet gebeuren.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten