zaterdag in de 3e week van de veertigdagentijd

 GERECHTVAARDIGD NAAR HUIS

‘Kom, laten wij terugkeren naar de Heer.’ Dit oude woord van de profeet Hosea klinkt als een frisse uitnodiging om ons hart in deze veertigdagentijd opnieuw en inniger op God te richten. God verlangt op de eerste plaats geen uiterlijke offers of rituelen, maar een oprechte band met Hem – 'Liefde wil Ik, geen offers; met God vertrouwd zijn is meer waard dan enig offer.' Het wezen van het geloof ligt in een levende Godsrelatie, in een innige verbondenheid met de Drie-ene God die in ons woont.

In het diepste van onze ziel heeft God zijn verblijf, een heilige plek waar Hij geduldig op ons wacht. Onze roeping is om naar binnen te keren, af te dalen tot die diepte waar de Eeuwige ons aanspreekt. Daar, in de stilte van ons hart, mogen we ons toevertrouwen aan Hem. Zoals zachte lenteregen op dorre aarde neerdaalt, zo wil Gods genade ons innerlijk doordrenken met Zichzelf.

Maar hoe gemakkelijk verliezen we deze kern uit het oog en houden we ons bezig met de buitenkant. We kunnen alle voorschriften naleven en toch voorbijgaan aan waar het werkelijk om gaat. Het gaat niet om 'in orde' te zijn voor de vorm, maar om werkelijk 'in God' te zijn met het hart. Uiterlijke rituelen krijgen pas waarde als ze gedragen worden door een innerlijke houding van overgave.

In het evangelie plaatst Jezus twee mensen voor ons, twee houdingen: de farizeeër die zichzelf rechtvaardig vindt en de tollenaar die zijn onwaardigheid beseft. De farizeeër pronkt met zijn religieuze prestaties – hij vast, hij geeft tienden, hij dankt God dat hij beter is dan anderen – maar zijn hart mist de ware ontmoeting. Hij bidt 'bij zichzelf', opgesloten in eigen trots, en vindt daardoor geen weg naar God.

De tollenaar daarentegen blijft op afstand staan, ogen neergeslagen, en klopt in berouw op de borst. Hij durft nauwelijks spreken, behalve dat ene eerlijke gebed: 'God, wees mij zondaar genadig.' In die paar woorden ligt een oceaan van overgave. De tollenaar erkent zijn nood aan God; hij weet dat hij Gods genade nodig heeft. Juist die nederige toevertrouwing is de sleutel tot Gods hart. Jezus zegt dat deze man gerechtvaardigd naar huis ging, in tegenstelling tot de ander. Het was zijn nederigheid die hem in Gods ogen tot een rechtvaardige maakte.

Wat God vraagt, is een oprecht en nederig hart. Als wij, net als de tollenaar, eerlijk onze kleinheid erkennen en ons openen voor God, dan kan het 'wonder van barmhartigheid' (cfr. André Louf) gebeuren. Jezus belooft: 'Wie zichzelf vernedert, zal verheven worden.' Wanneer we onze eigenwaan laten vallen en neerknielen in ons innerlijk heiligdom, tilt God ons op in zijn Pasen.

Geloofsrituelen en -praktijken zijn goed en heilzaam. Maar naar de Mis gaan zonder je van binnenuit open te stellen voor een werkelijke en innige ontmoeting met de Heer, heeft weinig zin. Een dag vasten, enkel met brood en water, verliest zijn betekenis als je geen aandacht schenkt aan je relatie met Jezus. Geloofspraktijken vinden pas hun vervulling in de mate waarin ze gedragen worden door een diepgaande verbondenheid met Jezus. De buitenkant wordt dan drager van een levende binnenkant.

Laten we in deze veertigdagentijd de weg naar binnen gaan, ons keren naar de Heer die wacht in ons hart. Laten we van onze troon komen en ons in nederigheid werpen in Gods barmhartigheid.

Laten we bidden

Heer,
U die woont in het diepst van mijn hart,
leer mij bidden met mijn leven.
Moge mijn rituelen niet leeg zijn,
maar dragers van liefde en overgave.
Moge uw Geest mij doen afdalen
tot diep in mijn ziel waar U op mij wacht.
Mag ik leren van de tollenaar.
Mag ik leren van zijn nederigheid,
van zijn vertrouwen op uw barmhartigheid.
Heer, neem mijn kleinheid aan,
en laat mij groeien in U.
Vandaag en alle dagen van mijn leven.
Amen.

Geliefde mensen, God staat klaar. Hij wacht op je. Snel naar Hem toe. Daal af. En drink.
Een mooi weekend,
kris


Om mee op weg te gaan

Stel je het evangelie voor als een levend tafereel. Jij bent een derde aanwezige in de tempel. Je kijkt toe, zwijgend, terwijl de farizeeër en de tollenaar hun gebed richten tot God. Je stoort hen niet. Probeer beiden te verstaan. Wat beweegt hen vanbinnen? Wat drijft hun gebed?
Luister dan naar de woorden van Jezus: “De tollenaar ging naar huis als iemand die rechtvaardig is in de ogen van God, maar die ander niet. Want wie zichzelf verhoogt, zal worden vernederd, en wie zichzelf vernedert, zal worden verhoogd.”
Durf in de spiegel van dit verhaal te kijken. Wie ben jij, daar in de tempel? Ga je, zoals de tollenaar, gerechtvaardigd naar huis – je hart geopend voor Gods genade, je leven toevertrouwd aan Hem? Of blijf je achter in de tempel, met opgeheven handen, dankbaar dat je niet bent zoals de rest – trots en tevreden over de heilige die je denkt te zijn?

Reacties