2 januari
HET KENNEN VAN EEN ANDER EN DE ANDER ...
(Bij Joh 1, 19-28)
Wie bent u?
Het zou je maar op de man of vrouw af gevraagd worden. Ik zou niet eens op een ander antwoord komen dan door mijn naam te zeggen, althans als bijvoorbeeld door een politieman of een rechter of ambtenaar van de gemeente, die vraag gesteld werd vanuit een beroepsfunctie. In mijn antwoord zou eigenlijk niet méér duidelijk worden dan een naam die geregistreerd moest worden. Ik zou weliswaar een juist antwoord geven, maar het zou niets zeggen over wie ik werkelijk was, mijn karakter, mijn achtergrond, de idealen waarvoor ik leef, de feiten die me blij of verdrietig maken, de verborgen verlangens ...
De Joden hadden vanuit Jeruzalem priesters en Levieten naar hem toe gestuurd om hem te vragen: ‘Wie bent u?’
Eigenlijk een botte vraag, zo in het wilde weg, maar Johannes staat die mensen toch te woord. Of hij het als een aanval op zijn privacy beleefde, daar lezen we niets over. Hij is niet uit het veld geslagen, en voelt al aan in welke richting deze vraag gaat. Wat hij vermoedt is dat er, met een lopend vuurtje her en der over hem gesproken is. Hij is niet direct iemand van ‘familie doorsnee’, nee, hij timmert aan de weg, ziet er excentriek uit, spreekt met overtuigingskracht, want overal vandaan komen de mensen naar hem toe. Zijn voornaamste boodschap is: Bekeer u!
De prediker Johannes, die rechtstreeks uit de woestijn komt, drukt mensen met de neus op de feiten, met andere woorden hij spreekt hen aan op hun levenswandel. Mensen zijn onder de indruk, voelen de waarheid van hun verkeerde manier van leven, en willen wel kopje onder gaan om gedoopt en gereinigd te worden. Het gaat niet om twee of drie mensen die zich bekeren, ze komen allemaal van heinde en verre. Ze belijden in het openbaar hun zonden, dat is nogal wat. Johannes heeft blijkbaar groot gezag.
Johannes beantwoordt de vragen naar waarheid. Nee, hij is niet de Messias, niet Elia, ook niet de profeet. Vervolgens vragen ze rechtstreeks: wie zegt u zelf dat u bent?
Daar antwoordt hij op met een, hun bekende, tekst uit de profeet Jesaja: Ik ben de stem die roept in de woestijn: Maak recht de weg van de Heer.
Daarna verwijst hij naar iemand die na hem komen zal. Deze man kennen de toehoorders nog niet. Johannes heeft heel veel eerbied voor die man, hij stelt zich uitermate nederig op, zelfs nog als minder dan een slaaf die de veters van de schoenen bij hun heer losmaakt.
Verder gaat het verhaal van vandaag niet.
Wat treft je in dit deel van het verhaal? Herken je je in de houding van Johannes, of voel je in jezelf ook vragen opkomen als je in die situatie zou geweest zijn? Of komt er een verlangen in je op om ook zo’n doop te mogen ondergaan? Zou je nieuwsgierig worden naar degene waar Johannes naar verwijst, degene die na hem komen zal? Zou je Hem beter willen leren kennen?
Probeer het niet meteen gewoon te vinden wat hier gebeurt. Mensen van alle tijden staan hier, en jij staat er tussenin. Kennen wij Johannes wel? En kennen we degene naar wie hij verwijst ook, of menen we beiden te kennen? Kennen we tenslotte onszelf wel?
Laten we bidden
Goede God en Vader,
we worden door U gekend,
en bemind.
Via Johannes de doper
komen mensen in contact met uw Zoon.
Hij was het die naar uw Zoon verwees
en de weg voor Hem baande.
Wij zouden Jezus beter willen kennen,
om van Hem te kunnen getuigen
zoals Johannes dat deed,
of misschien op een manier
die bij onze roeping hoort.
We vragen U om de genade,
Hem beter te leren kennen
en lief te hebben.
Ook om elkaar beter te leren kennen
en lief te hebben.
We vragen dit
door Jezus uw Zoon en onze broeder.
Amen
Beste mensen, probeer alles wat je over Johannes en Jezus weet, eens een moment los te laten en ga tussen al die mensen staan als toeschouwer en voel waar je je laat raken.
Ricky
Tussen deze mensen staan om daar een exentriekeling te zien....wantrouwen alvast en nieuwsgierigheid wat voor iemand dat zal zijn waarover hij het heeft. Een nog grotere exentriekeling? Een secteleider? Een volksbedrieger ? Of?????(we weten nu wel beter) de "rede" zou me kritisch houden en misschien wel in de weg staan. Ne mens moet toch zijn gezond verstand gebruiken en tevens aanvoelen wat er aan de hand is. En dat laatste is moeilijk om in te komen bij zulke oude teksten.
BeantwoordenVerwijderenik sta tussen de mensen, maar kan toch niet alles vergeten wat ik weet over Johannes. en dan herinner ik mij vooral dat hij uitspreekt wat zijn moeder al wist toen zij haar nicht, de zwangere Maria, ontving: "Waaraan heb ik het te danken, dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt?" Johannes weet en verkondigt dat zijn jongere neef Jezus 'de Heer' is waar we allen op wachten. en dat weten heeft hij van zijn moeder. ik denk na: wat heb ik meegekregen van mijn moeder? aan geloof en vertrouwen? En ik ben haar dankbaar. En haar moeder en haar moeder....
BeantwoordenVerwijderenWaarom is dit een botte vraag?
BeantwoordenVerwijderen