Hemelvaart van de Heer - C

TUSSEN WOLK EN VUUR

Op het feest van de Hemelvaart opent zich een poort naar een dieper verstaan van Gods nabijheid. Wat wij lezen als een afscheid, is in wezen het begin van een nieuwe aanwezigheid. Jezus onttrekt zich aan het oog, maar niet aan het hart van zijn leerlingen. Hij wordt niet minder nabij, maar op een andere wijze werkzaam.

De leerlingen blijven eerst staan. Verstard. Met de ogen naar boven gericht. De wolk heeft Hem aan hun zicht onttrokken, maar ze blijven hopen iets terug te zien. Tot twee mannen in witte gewaden hen aanspreken, met een vermanende toon: “Wat staan jullie daar naar de hemel te kijken?” Hun blik moet anders worden. Wat zij ontvangen hebben, vraagt geen stilstand, maar een weg om te gaan.

Vanaf dat ogenblik begint de beweging van de Kerk. Vanuit Jeruzalem naar Judea, Samaria en verder. De richting is duidelijk: de wereld in. Niet omhoog, maar naar beneden, naar de mensen, naar de armen, de zieken, de verworpenen, de zoekenden, de eenzamen, de gevangenen, de vluchtelingen, de ongelovigen, de twijfelaars, de zondaars, de gebroken gezinnen, de mensen zonder hoop, zij die geen stem hebben, zij die zich ver weg voelen van God en Kerk. Daar moet de Blijde Boodschap van Gods barmhartigheid klinken.

De brief aan de Efeziërs laat iets zien van de kracht die daarvoor nodig is. Niet eigen kunnen, maar de genade van Gods Geest zal hen tot ware gezondenen maken, een levende gemeenschap gedragen door geloof, hoop en liefde. De genade van de verrezen Heer zal in hen werken, als vrucht van het zich toevertrouwen aan de Geest; de Geest die inzicht schenkt, die het hart enthousiasmeert, die in waarheid leert te zien, die stuwt en leidt.

Vandaag vieren we Hemelvaart. Dat betekent dat we liturgisch gezien op de drempel staan van de pinksternoveen. Net zoals de leerlingen destijds wordt ook de Kerk in deze dagen geroepen tot een waakzame, open houding: “Ga niet weg uit Jeruzalem, maar blijf daar wachten op wat de Vader heeft beloofd.” Het gaat hier niet om een letterlijke terugkeer naar die eerste dagen, alsof we de Geest nog zouden moeten verwachten als iets wat nog niet is gekomen. We leven immers ná Pinksteren. Of beter gezegd: we leven in de tijd van Pinksteren. De Geest is immers uitgestort - dat is het geloof van de Kerk. En toch kent zij, jaar na jaar, deze negen dagen van bezinning, als een liturgisch interval van openheid, stilte en verlangen.

Zoals de advent ons leert wachten op de komst van de Heer, en de veertigdagentijd ons meeneemt in een weg van bekering naar Pasen, zo heeft ook deze noveentijd haar eigen geestelijke ruimte. Niet enkel als herinnering, maar vooral als een tijd om opnieuw te ontvangen. De Geest wil telkens opnieuw geboren worden in het hart van wie zich openstelt. Pinksteren is geen afgesloten hoofdstuk, maar een blijvend aanbod.

Daarom zijn deze negen dagen voor Pinksteren een tijd om ruimte te maken in ons innerlijk leven. Een tijd van stilte om te kunnen horen wat de Geest ons vandaag zegt. Een tijd om af te dalen in het eigen hart, om te bidden met de Kerk, om onze dorst te erkennen en te zeggen: “Kom, heilige Geest.” Zo wordt deze noveen geen passief wachten, maar een actieve overgave. Het is geen pauze tussen twee feesten, maar een pelgrimage van negen dagen naar het vuur van Pinksteren.

Nog even terug naar het Woord van deze dag, met name de slotzin bij het evangelie: “Ze waren voortdurend in de tempel, waar ze God loofden.” Letterlijk was dat de plek van gebed en aanbidding. Maar in diepere zin verwijst het voor ons naar de tempel die Jezus voor ogen had: het heiligdom van zijn Lichaam, waarin wij allen een plaats hebben. De tempel waarin lofzang en gerechtigheid elkaar ontmoeten. De tempel waarin elk gebed en elke handeling een echo wordt van Gods aanwezigheid. Levend in die tempel - Christus’ Lichaam, de Kerk - zijn wij gezonden. Niet om de hemel te zoeken buiten ons bereik, maar om het Koninkrijk van God gestalte te geven op de plek waar wij wonen en werken, op al die plaatsen en naar al die mensen waar Hij vraagt zijn liefde te zijn.

Laten we bidden

Heer Jezus,
U bent teruggekeerd naar de Vader,
maar U laat ons niet alleen.
U opent ons de hemel
en U zendt ons de wereld in.
Zend ons naar wie hongerig zijn,
eenzaam of gebroken,
opdat wij uw liefde mogen zijn
daar waar het leven ons roept.
In uw naam.
Amen.

Geliefde mensen, een zalig hoogfeest van Hemelvaart. Laten we dit feest niet beleven als een afscheid, maar als een viering van blijvende nabijheid en diepe verbondenheid met de Heer.
Met een genegen groet,
kris


Om mee op weg te gaan

Zie deze negen dagen voor Pinksteren als een tijd van gebed, van innerlijke openheid en ontvankelijkheid voor de Geest. Laat het een pelgrimage zijn van stilte, verlangen en beschikbaarheid. Bid met de Kerk en zeg: “Kom, heilige Geest, vernieuw het hart van ieder mensenkind - ook het mijne.”

Reacties

  1. Dankjewel uit gans mijn hart om al weer je wijze en aanmoedigende woorden Kris ! Mij heeft deze passage uit Mattheus 28 altijd getroffen ! " Ik blijf bij u tot het einde der tijden !!!

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten