donderdag in week 6 door het jaar

In onze samenleving gebeuren prachtige dingen. Schitterende initiatieven tonen dat de mens tot veel goeds in staat is. God en mens zij gedankt!

Anderzijds kent onze samenleving ook een kant die hard is, en daarom blind maakt. Of je kan het ook omdraaien: onze samenleving kent een kant die blind is, en zich daardoor verhardt.

En vanuit de eerste lezing van vandaag denk ik dan aan de armen. Want laat ons eerlijk zijn: de armen worden niet altijd gezien als onze broeders en zusters. Misschien wel in onze voorbeden, of in vrome intenties, maar niet in de werkelijke concrete beleving, zich uitend in gemeenschapsvorming of mogelijke engagementen. De armen mogen er wel zijn, maar om nu te zeggen dat ze er werkelijk bij horen: nee, dat is niet. Ik weet wel, er mag niet veralgemeend worden. Maar om nu te zeggen dat de armen werkelijk een warme plaats in het midden van onze samenleving hebben… Ik denk het niet.

Ik wil niet negatief doen om negatief te doen, maar ik denk dat we gerust mogen stellen dat de armen vandaag heel vaak met een zekere minachting worden bekeken, als ze al het geluk hebben van gezien te worden.

Beeld je maar eens in dat je in hun plaats bent. Dat jij niet weet of je vanavond eten zult hebben voor je kinderen. Dat jij met enkele plasticzakken met wat spullen in een of ander station wacht in de hoop dat iemand je een paar centen toestopt of een warme koffie komt brengen. Dat jij met je kinderen op de ‘vlucht’ bent en steeds moet ervaren dat je door een groot deel van de bevolking niet welkom bent omdat ze in geen mis te verstane woorden en platte slogans kiezen voor het zogenaamde ‘eigen volk eerst’. En zo kunnen we nog lang doorgaan…
Interessante vraag is: Hoe zou je zelf in zo’n situaties behandeld willen worden?
Of om het met de woorden van Jezus zelf te zeggen: ‘Behandel anderen zoals je wilt dat ze jullie behandelen’ (Lc.6,31).

In de eerste lezing vandaag uit de brief van Jakobus lezen we: Stel dat uw samenkomst wordt bezocht door iemand die prachtige kleren en gouden ringen draagt, en tegelijkertijd door een arme in vodden. Als u dan de eerste met alle zorg omringt en tegen hem zegt: ‘Neemt u plaats, hier zit u goed,’ terwijl u tegen de tweede zegt: ‘Blijf maar staan, of ga daar maar bij mijn voetenbank op de grond zitten,’ meet u dan niet met twee maten?

“Het voorbeeld dat Jakobus geeft (en nu citeer ik Vincenzo Paglia, spiritueel raadgever van de gemeenschap Sant’Egidio) van de ereplaatsen die tijdens vieringen voor de armen gereserveerd moeten worden, geeft zeker de fysieke plaats aan die hun moet worden gegeven, maar vooral de plaats die de armen moeten hebben in ons hart. De armen zouden bevoorrechte plaatsen moeten krijgen in de christelijke gemeenschap, want God gaat ook zo te werk. Bovendien wijst Jakobus op het gemak waarmee de armen worden onderdrukt en uitgebuit. Als we hen niet verdedigen, lasteren we de naam van God, die hen tot zijn lievelingskinderen heeft uitverkoren en zich met hen vereenzelvigt, zoals we lezen bij Matteüs: ‘Ik verzeker jullie, alles wat je gedaan hebt voor een van de geringsten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor Mij gedaan’ (Mt.25,40). De armen vormen het hart van de Kerk. We moeten hen liefhebben als broers en zussen. In hen ontmoeten we Jezus.”
Einde citaat.

Ik denk dat het waar is. Wanneer we de armen in het hart van de Kerk plaatsen wordt de Kerk beeld van Christus, zoals de armen dat vanuit hun zijn ook zijn.

De armen liefhebben... Het zijn lastige perikopen uit de Schrift. Ze schuren. Maar ik zou zeggen: laat maar schuren. Het Woord mag schuren, mag lastig zijn.

Vraag is: Laten we het schuren toe zodat het vruchtbaar wordt, of kiezen we enkel die spieën van Gods taart die ons liggen of ons het gevoel geven vroom en goed bezig te zijn?

kris

Reacties

  1. Inderdaad, woorden die schuren. Onze (westerse) wereld ziet alles te eenzijdig economisch. Het moet opbrengen. Een mens moet nuttig zijn. Dan bekijken we de mensen, zoals de blinde van gisteren, als bomen, d.w.z. als mensen van wie we vruchten kunnen plukken en met wie we ons voordeel mee kunnen doen. De mens is echter een wezen dat waarde heeft uit zichzelf. Ook een (ongeboren) kind of een mens met beperkingen of een hoogbejaarde is een mens die waarde heeft om zichzelf. Jezus leert ons met de blinde van gisteren zo diep te kijken. Zelf moet Hij veel lijden. Ook ons staat veel lijden te wachten als wij opkomen voor het recht van ieder mens dat een recht is om zichzelf. Onze wereld verstaat dat niet. Ze heeft een blinde vlek in het oog. Ze is te eenzijdig economisch gericht.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Petrus was een leerling van Christus, nu ging Petrus zijn Meester eens de les spellen,
    wat natuurlijk niet in goede aarde valt. Wij moeten God niet de les spellen, wel leren luisteren, ook tegen alle logica in. Wij kunnen terecht ook opstandig worden tegenover alle onrechtvaardigheden, en het zijn er vele in onze tijd.
    Hoe reageren wij hierop? (Voor mij ook een groot vraagteken)

    BeantwoordenVerwijderen
  3. "De armen liefhebben... Het zijn lastige perikopen uit de Schrift. Ze schuren." en het schuurt nog meer als we ook Jezus zien als een van die 'armen'. in de lezing van vandaag identificeert Hij zich heel nadrukkelijk met wat we de 'lijdende dienaar' zijn gaan noemen, voortkomend uit de geschriften van Jesaja (met name Jes. 52:12-15, 53:1-12). het was voor de joodse godsdienst in die tijd niet denkbaar, bijna heiligschennis, om deze lijdende dienaar te vereenzelvigen met de messias die het joodse volk zou gaan redden. dat was dan ook het bezwaar wat Petrus maakte. maar zijn wij zoveel beter? willen wij Jezus niet graag liever zien als een almachtige God die we voor al onze problemen aan het werk kunnen zetten, in plaats van een leermeester die ons voorgaat in zijn geestelijke weg om het ongeziene en kwetsbare in de ons omringende wereld te dienen?

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Uren zouden we hierover kunnen praten. Eerst wil ik dan de vraag stellen: wie is arm? Er zijn ook armen van geest. Hoe vaak laten we die in de kou staan. Ik zie het dagelijks om mij heen. Mensen die zichzelf kwijt zijn doordat ze aan Alzheimer lijden. Soms een radeloze blik in hun ogen. Mensen die kwijlen en mensen die zichzelf bevuilen of niet meer netjes kunnen eten. Hulde aan de verzorgenden die altijd proberen met een lach alles weer op te knappen. Maar het vraagt ook veel van de medebewoners die zelf ook ziek zijn en bepaalde gewoonten van anderen niet meer kunnen verdragen. Ik merk ook dat bezoek soms wegblijft omdat ze er ook geen raad meer mee weten. De armen zult gij altijd bij u hebben zegt Jezus en daar hoeven we echt niet naar te zoeken. Maar het is niet gemakkelijk om daar op een goede manier mee om te gaan zoals God het heeft bedoeld.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Terechte bedenking Roos. Een kijk van iemand die weet waarover ze spreekt. Ze is alvast bij mij binnen gekomen.
    Zag in st Egidius al heel veel goeds hoe zij met elkaar omgaan. Hun ouderen zorg, hanna en simeon. Zo zou het voor iedereen moeten zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Beste Geerte, dat klopt. Ik lees hem graag. Hij legt heel dikwijls de vinger op de wonde. Hij roept op, zowel in je persoon als in de Kerk als gemeenschap. Hij appeleert om het geloof zeer concreet met een zekere (gezonde) radicaliteit te beleven. En daar heeft hij groot gelijk in.
      In het 'van Woord naar leven' voor morgen laat ik me weer door Hem inspireren ;-)

      Verwijderen

Een reactie posten