zondag 30 door het jaar - C

Zoals zo dikwijls vertelt Jezus een parabel waarbij we ons de vraag moeten stellen in welke persoon wij onszelf herkennen. Vandaag moeten we ons dus afvragen of een we farizeeër of een tollenaar zijn.

Farizeeërs waren diepgelovige mensen die heel strikt volgens de wet van Mozes leefden, en daarom voelden ze zich vaak beter dan de anderen. Dat is bijzonder goed te zien in de farizeeër die vandaag de hoofdrol speelt. Hij vindt zichzelf ongelofelijk goed, zelfs volmaakt. Zo volmaakt dat hij eigenlijk zichzelf aanbidt, en dat hij God op zijn minst oproept om voor hem te applaudisseren. Zijn zelfverheerlijking klinkt zelfs zo grotesk dat hij eigenlijk een zielenpoot is met wie we medelijden moeten hebben.

De tollenaar is helemaal anders. Verwonderlijk is dat niet, want hij kan niet veel opsommen waarop hij fier mag zijn. Hij is immers een collaborateur van de Romeinse bezetter. Zijn taak is belastingen innen. Hij mag daarbij innen zoveel hij wil, en zichzelf uitbetalen met het teveel dat hij int. Het spreekt vanzelf dat dit in veel gevallen tot afpersing leidt. De tollenaar die vandaag de hoofdrol speelt, is zich daarvan bewust. Hij durft in de tempel zelfs niet naar voor gaan en zijn ogen opheffen. Wat hij wel doet is zichzelf als een zondaar op de borst kloppen en bidden: ‘God, wees mij, zondaar, genadig.’

En nu is de vraag: zijn wij een farizeeër of zijn wij een tollenaar? Hebben wij, zoals die farizeeër, alleen maar aandacht voor onze goede kanten? En zijn wij ook zo sterk in zelfverheerlijking ? Of zijn we zoals die tollenaar? Nee, we persen andere mensen niet af, en frauderen doen we ook niet. Maar zijn we er ons van bewust dat we naast goede ook minder goede kanten hebben? Kunnen we toegeven dat we gebreken hebben, of kunnen we alleen onze kwaliteiten opsommen? Zijn we ons bewust van onze gebreken en tekortkomingen? Willen wij ook inwendig toegeven dat we niet altijd de brave, geduldige, hulpvaardige, rechtvaardige, goede man of vrouw zijn die we zouden willen zijn en waarvoor we ons misschien ook uitgeven? Kunnen wij dus ook bidden tot onze algoede God dat Hij ons zo genadig zou zijn dat we altijd en overal zouden leven naar dat ene gebod van Jezus: Bemin God bovenal en uw naaste zoals uzelf?

In de eerste lezing zegt de profeet Jezus Sirach: 'Het gebed van een nederige dringt door de wolken heen, hij is ontroostbaar zolang het niet aankomt.' Het zou goed zijn als ons gebed de weg van de berouwvolle tollenaar zou opgaan, en niet de zelfverheerlijking van de farizeeër zou uitstralen. Alleen dan kan het door de wolken naar God heen. Amen.

Met dank aan Preken.be

Reacties

  1. Wat nemen wij nu mee uit deze vertelling van Jezus? Ik denk: dat wat ik zo vaak zeg tegen de zusters en tegen mijn biechtelingen. En wat zeg ik dan? Dat we niet moeten kijken naar de anderen om ons heen. Want dan voelen wij ons misschien beter dan zij en dat leidt tot hoogmoed; ofwel voelen wij ons minder dan zij, en dat brengt ons tot jaloersheid of afgunst, misschien zelfs tot een minderwaardigheidscomplex. We moeten ook niet te veel naar onszelf kijken, niet naar onze goede kanten, maar ook niet naar onze slechte kanten, naar onze zonden. Want ook dat kan ons onszelf doen overschatten of in het andere geval ontmoedigen. Het enige wat wij moeten doen, is kijken naar God, is kijken naar Jezus. Dat deed die tollenaar. Dat moeten wij ook doen. Schouw naar het kruisbeeld, schouw naar de uitgestelde H. Hostie. En prevel heel zacht: ‘God, wees mij zondaar genadig’. En ook: ‘Jezus, wees me Jezus; Jezus, wees me God die redt’.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten