1 nov - Allerheiligen

ZALIGE TROOST

Gelukkig de treurenden, want zij zullen getroost worden.

Ieder van ons, zonder uitzondering, draagt diep in zich de hunker getroost te worden. In het boek ‘De onverschilligheid voorbij, zeven eigentijdse wegen van barmharigtigheid’ (uitgegeven bij Lannoo Tielt in 2017), schrijft Evelien Deketele: ‘Geen leven wordt geleefd of het gaat gepaard met verdriet. Bedroefd zijn we allemaal vroeg of laat om grote en kleine zaken die ons ontbreken of ontnomen worden. Het begint al vanaf dag één. We worden al huilend geboren. Ons eerste verdriet betreft het verlaten van de veilige en warme moederschoot. Naarmate we volwassen worden en naargelang onze levensloop, verandert ons verdriet van kleur, aard en intensiteit.’

Verdriet, onder welke vorm ook, is dus alom tegenwoordig in het leven van iedere mens. Dit te weten van onszelf, en van elkaar, kan ons tot troostvolle mensen maken voor elkaar. Terecht is ‘de bedroefden troosten’ opgenomen in het lijstje van de zogenaamde ‘zeven werken van barmhartigheid’. Het gaat over de kunst van meegaand zijn met de naaste, de ander dragend in zijn verdriet, met een diepe menselijke warmte én in oprechtheid. Tegelijk gaat het ook over de kunst jezelf open te stellen om de troost van de ander voor jou toe te laten, jou door hem of haar te laten dragen. Beiden levenskunsten maken een mens tot een liefdevol én nederig persoon.

De grote trooster bij uitstek in ons leven is natuurlijk God zelf. Bij Hem kunnen we ten allen tijde terecht met ons klein of groot verdriet. We moeten daarvoor geen afspraak maken, er bestaat geen wachtkamer, er zijn geen openingstijden. Diep in onszelf is Hij de altijd Aanwezige die bereid is - in Christus - ons te omarmen in onze droefheid. Niet dat daarmee ons verdriet door Hem zomaar wordt opgelost of wordt weggewist. Maar we mogen bij Hem thuiskomen, in de diepe warme en religieuze betekenis van het woord. En dát op zich is al een troost. We mogen ons omarmd weten door God.

In Christus is God zo afgedaald naar de mensheid – dus ook naar de menselijke pijn - dat geen lijden Hem onbekend is. Niet als toeschouwer, maar als drager van de pijn. Jezus neemt als het ware ons verdriet in zich op en vervult het met Gods liefde. Zo mogen wij leven in de diepe ervaring dat Christus meegaat met onze droefheid, als een meedragend iemand.

Denk aan het verhaal van de voetsporen in het zand:
Ik droomde eens dat ik liep aan ’t strand bij lage tij. Ik was daar niet alleen, want ook de Heer liep aan mijn zij. We liepen samen het leven door, en lieten in het zand, een spoor van stappen; twee aan twee, de Heer liep aan mijn hand. Ik stopte en keek achter mij, en zag mijn levensloop, in tijden van geluk en vreugde, van diepe smart en hoop. Maar als ik het spoor goed bekeek, zag ik langs heel de baan, daar waar het juist het moeilijkst was, maar één paar stappen staan. Ik zei toen “Heer waarom dan toch? Juist toen ik U nodig had, juist toen ik zelf geen uitkomst zag, op het zwaarste deel van mijn pad…” De Heer keek toen vol liefde mij aan, en antwoordde op mijn vragen; “Mijn lief kind, toen het moeilijk was, toen heb Ik jou gedragen…”.

‘Wie zich op de troostende God beroept’ – zo schrijft Roger Burggraeve in boven aangehaald boek – ‘hoort daarin ook het gebod om zelf troostend te zijn. Zoals bekennen dat God barmhartig is om zelf barmhartig te zijn wordt de getrooste mens uit de zelfgenoegzame intimiteit van de troost naar buiten gekeerd. De Bijbelse religie belooft de mens, die gebukt gaat onder kwetsuren en onvolkomenheden, geen privé-rendez-vous met een troostende God, maar verbindt de goddelijke aanwezigheid met rechtvaardigheid en menselijke inzet.’

Anders gezegd: De ervaring getroost te zijn door God kan, of moet, ons aanzetten troostend aanwezig te zijn voor elkaar. Immers, zoals het boek Genesis aangeeft, zijn we geschapen naar Gods evenbeeld, op Hem gelijkend (Gen 1, 26). Dit is niet enkel een gegeven maar het houdt ook een roeping in, en wel aan het adres van ieder van ons. Zoals God troost zijn wij geroepen te troosten.

Wie naar de medemens kijkt met de ogen van de Heer zal niet anders kunnen dan diep in zichzelf de oproep gewaar worden de ander troostend nabij te zijn, doorheen woord, gebaar en daad, net zoals hij zelf getroost is door God.

Moge op deze wijze Gods liefde gestalte krijgen in onze warme presentie voor elkaar.

Laten we bidden

Vader,
wij danken U
om de troost die U hebt
voor ieder van ons.
Mogen wij,
vanuit dit gebeuren,
ook troostend aanwezig zijn
voor elkaar.
Moge zo het feest van Allerheiligen
concreet zichtbaar zijn in deze wereld,
op al die plaatsen
waar uw liefde gestalte krijgt.
Door Christus, onze Heer.
Amen.

Geliefde mensen, heilig worden we wanneer we ons laten heiligen. Moge het voorbeeld en de voorspraak van de heiligen ons leiden op deze weg van overgave aan de Heer.
Een zalige hoogdag!

kris


Om mee op weg te gaan

Heiligheid heeft niets te maken met religieuze krachtpatserij, alsof alles van onszelf afhangt. De sleutel tot heiligheid ligt in onze overgave aan de aanwezigheid van de Heer. Hij zal ons, in zijn genade, leiden. Laten we op deze dag van Allerheiligen stilstaan bij onze bereidheid om ons aan de Heer over te geven. Dragen we werkelijk die nederigheid in ons die Hem toestaat zijn werk in ons te doen?

Reacties