dinsdag in week 16 door het jaar

Jezus antwoordde: ‘Wie is mijn moeder en wie zijn mijn broers?’ Hij maakte een gebaar naar zijn leerlingen en zei: ‘Zij zijn mijn moeder en mijn broers. Want ieder die de wil van mijn Vader in de hemel doet, is mijn broer en zuster en moeder.’

Jezus verwoordt in zijn antwoord de inhoud van een uittocht, namelijk de uittocht uit de familie, de aardse familiebanden. Deze uittocht leidde ook een doortocht in naar het beloofde land dat Hij zelf is, naar het beloofde land dat de Kerk is, en hopelijk ook de wereld.

In het kerkgebouw heeft men de mooie gewoonte om het volk aan te spreken met ‘Broeders en zusters…’ Dat zeggen mensen normaal tegen hun bloedverwanten, maar in de Kerk zeggen we het tegen mensen die ons vreemd zijn, want in de Kerk leven we in de staat van de uittocht, we steunen niet op aardse verbanden. Kerkelijk leven is nu al leven in de verhoudingen van de hemel, waar God de Vader is van allen en in allen. Daardoor zijn wij dus allen broeders en zusters van elkaar.

Iemand schreef eens een parabel over ons aller uittocht, de doortocht die we allen mogen doormaken. Hij zei: de hemel is: de aardse grenzen kwijtraken. Dat betekent dat het daar niet meer is zoals het hier op aarde is: hij is mijn broeder en hij niet, zij is mijn zuster en zij niet, hij behoort tot mijn familie en zij niet, dat is een buitenstaander en die niet, dat is een vijand en dat is een collega, en hem ken ik niet. Wat een grenzen, wat een obstakels! Wat hebben we allemaal te verdedigen en te beschermen en vooral nog te veroveren! Daaraan kun je nu zien hoe groot Gods liefde is. Voor zijn liefde vallen alle grenzen weg.

Hier op aarde lijken die grenzen als muren zo hoog en dik, maar vanuit de hemel gezien, vanuit de liefde van onze hemelse Vader, is er nauwelijks verschil. En als er al verschillen zijn, dan is het alleen maar om elkaar aan te vullen, om elkaar te verrijken, zoals in het lichaam. Zoals Paulus zegt: “De hand kan niet zeggen tegen de voet: wat heb ik met jou te maken” (Vgl. 1 Kor 12,15). Als er al verschil is, dan is het dat de zwakkeren met meer eerbied worden omgeven.

Grenzen opheffen, grenzen vervagen, grenzen uitwissen, muren neerhalen, dat is het werk van Jezus.
Vandaag doet Hij dat met een gebaar, met een gebaar naar zijn leerlingen. Er was een menigte om Hem heen die naar Hem luisterde, maar het zijn zijn leerlingen over wie Hij zei: “Ziedaar mijn moeder en mijn broeders.” Als je Jezus werkelijk volgt ontstaat er een intimiteitverhouding met Hem en met allen die Hem volgen als met bloedeigen mensen.

Naar woorden van J. Bots, sj

Reacties

  1. Jezus’ moeder en Zijn familie – de clan – willen Hem spreken. Waarover? Dat wordt niet vermeld. Misschien hebben ze gehoord van Zijn niet gewoon optreden. Ze vrezen misschien voor Hem het ergste. Ze willen Hem weer naar huis halen. Misschien willen ze ook maar gewoon even met Hem praten. Misschien voelt Maria zich eenzaam, nu Hij al een hele poos geleden van haar weg is gegaan. Maar Jezus lijkt hard. Hij wijst hen schijnbaar af: ‘Mijn moeder, mijn zuster en mijn broeder zijn zij die de wil volbrengen van mijn Vader in de hemel’. Daar gaat het precies over. Dat begrijpen zij niet goed en ook wij niet: Jezus heeft een innige band met God in de hemel. De engel had bij de boodschap al gezegd dat Maria’s kind Zoon van de Allerhoogste zou zijn. Toen had ze daar al vragen over: ‘Hoe zal dit geschieden? Ik heb geen betrekkingen met een man’. Toen Jezus twaalf jaar was en bij een bedevaart naar Jeruzalem achterbleef in de tempel, klaagde Maria: ‘Kind, waarom heb je ons dit aangedaan?’ Toen moest Jezus die de religieuze volwassenheid bereikt had, haar duidelijk maken dat Zijn eerste relatie die met Zijn hemelse Vader was en pas daarna die met Zijn aardse moeder en familie. Maria is wel zonder zonde; zij is onbevlekt ontvangen, heeft een hart van vóór de zondeval. Maria is wel Jezus’ moeder, maar ze is ook Zijn eerste leerlinge. Dat vergeten wij wel eens. Ook Maria heeft moeten leren wie Jezus eigenlijk was. Ook wij moeten dat leren. Wij kunnen naar Jezus kijken als naar een goede leraar die ons wijze lessen leert. Dat is Hij ook. Maar bovenal moeten wij leren zien dat Jezus in dienst staat van de wil van Zijn Vader. Hij moet volbrengen wat vastgesteld is, zo zegt Hij tot Johannes de Doper (Mt. 3, 15). Wat is dan voor Hem vastgesteld? Dat Hij waar komt maken wat Micha in de eerste lezing zegt. Hij is de herdersstaf van Jahwe die in Gods naam de mensen komt bevrijden van hun zonde. Hij zal het wonder van de bevrijding uit Egypte herhalen en zelfs vervolmaken. Hij komt ons niet enkel een beter bestaan geven, weg van de onderdrukkende slavernij van Egypte of van de Romeinen. Hij komt onze eenzaamheid ten gevolge van de zonde wegnemen. Hij zal door Zijn sterven en verrijzen ons brengen waar Hijzelf is: bij de Vader (vgl. Joh. 14, 3). Maar nu al is Jezus bij de Vader, Hij wil dat ook wij nu al op aarde zijn waar Hij is: dicht bij de Vader in de hemel, verenigd met dat liefdevol mysterie dat God is en dat ons te boven gaat. Zelf is Jezus de welbeminde Zoon van de Vader (vgl. Mt. 3, 17). Met Hem mogen wij dat ook zijn: kind van God, teerbemind en gewild door God zelf. Zelfs als wij ons zondig voelen en onwaardig, dan komt Hij ons opnemen in Zijn zijn: ‘Vandaag moet Ik in uw huis te gast zijn’ (Lk. 19, 5). Dat heeft ook Maria moeten leren. Zij heeft haar Kind niet voor zich. Haar Kind heeft een zending: ons allen thuisbrengen bij God. En dat heeft Maria uiteindelijk goed begrepen. Ze was er onder het kruis. Daar blijft ze voor ons, zondaars, bidden. Zondaars zijn wij, omdat onze zonde ons nog altijd verwijdert van God en haar Zoon, Gods Zoon, vermoordt. Maar ook dat heeft Jezus ons vergeven toen Hij op het kruis alles volbracht wat vastgesteld is. Zijn laatste woord was terecht: ‘Het is volbracht’ (Joh. 19, 30).

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Jezus zei: 'Ieder die de wil van mijn Vader in de hemel doet, is mijn broer en moeder.'
    Hij liep dus niet zomaar weg van zijn toehoorders - die dat wel zouden begrepen hebben, want het was zijn bloedeigen familie die naar daar was gekomen en naar hem vroeg.
    Eigen volk eerst...
    Nee, Jezus gaf alle aanwezigen daar (en ook ons) de kans om evenwaardig te worden aan zijn bloedeigen familie. Als we Gods wil in ons leven zoeken en vervullen. Als we die weg volgen die Jezus ook gegaan is

    Hemelse Vader - zo weinig mensen kennen u nog...
    Jezus stond op in de nacht en ging buiten - alleen - bidden
    Dat heb ik nog nooit gedaan. Is daar misschien de tijd en plaats dat Gij te vinden zijt ?

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Niet iedereen is gelijkgestemd als wij, als christen.
    Dan heb je al gauw verwijtende blikken of achterklap, venijn, kwaadheid...
    Je mag dan nog zo goed willen zijn, als de ander u niet aanvaard weet, sta je daar maar.
    Bidden, vasten, aalmoezen geven:ok we zullen het blijven doen.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten