maandag in week 1 door het jaar
De leerlingen laten alles achter wat hen door de natuur gegeven is. Met de bedoeling Jezus te volgen. Hiermee treden ze binnen in een nieuwe soort familie, gestuwd door de Geest, de gemeenschap rond Jezus. Wij zijn geroepen deel uit te maken van die familie door, net zoals de leerlingen, alles achter te laten om Jezus te kunnen volgen.
Moeten wij dan werkelijk alles achter laten om Hem te volgen? Alles?
Misschien. Voor sommige mensen zal de roep dat van hen vragen.
Voor anderen zal de roep betekenen verder doen met wat ze bezig zijn maar binnenin zal het een geheel nieuwe weg worden. Uiterlijk verandert er niets, maar binnenin wordt een weg aangeboden die hen in een zeer expliciete roeping brengt. Wat die roeping, en die weg, dan precies inhoudt verschilt van mens tot mens.
En denk dan niet meteen aan spectaculaire veranderingen in het leven. Het gaat om een verandering binnenin, een ‘ja’ op een roep, wat het mens-zijn, en de innerlijke weg (soms) een hele nieuwe betekenis kan geven.
Bijvoorbeeld een poetsvrouw in een bedrijf. Het kan zijn dat zij zich op een gegeven moment in haar leven heel sterk aangesproken weet door de Heer, zoals Hij dat vandaag in het evangelie doet naar die enkele mannen: ‘Kom en volg mij’. Uiterlijk hoeft voor deze vrouw haar leven niet te veranderen. Haar thuissituatie blijft zoals het was, zoals ook haar werk onveranderd zal blijven. Anderzijds kan het zijn dat er voor haar zeer véél verandert. Binnenin.
De verandering bestaat in een soort intrede; een intrede vanuit een roep. Ze weet zich namelijk aangesproken, heel persoonlijk. Het is een aanspreking vanuit een innerlijke aanraking, en wel door de Heer zelf. Haar bereidheid en ja-woord zal een intrede tot gevolg hebben; haar ‘ja’ in het grote ‘ja’ van de Heer. Verenigd met Hem zullen ze de weg gaan waartoe de Vader hen, of haar, uitnodigt.
Innerlijk zal het een achterlaten worden van een oude weg, om verinnigd in de Heer een nieuwe weg te gaan; een weg van bevrijding voor haarzelf maar ook al snel ook voor haar onmiddellijke omgeving.
Hoewel… het kan zijn dat haar omgeving haar niet zal begrijpen, of meer: niet akkoord zal gaan. ‘Ben je bereid om ook dan je intrede te doen?’, zal de Heer vragen. Zijn kruis, met de opstandingsgenade, zal dan haar kracht zijn, tenminste wanneer ze in haar ‘ja’ blijft. Ze kan namelijk ook stoppen, de weg waartoe ze geroepen was een halt toeroepen. Die keuze hebben we allemaal. Da’s de vrijheid van de mens; een vrijheid die fundamenteel is als voorwaarde onvoorwaardelijk te kunnen kiezen.
Maar het kan dus ook zijn dat haar nieuwe innerlijke weg een bevrijding betekent ook voor haar omgeving. Was je bijvoorbeeld van nature uit een nors iemand, kan het zijn dat de nieuwe weg die je gaat je tot een persoon maakt die mild, teder en liefdevol in het leven staat. Men zal een vernieuwde mama of echtgenote, of zus, of collega, of buurvrouw ontmoeten. Ze zullen een vrouw leren kennen die haar persoonlijk bestaan in een groter bestaan heeft gelegd, namelijk in het bestaan van God. Hij wordt de regisseur over haar leven, degene die haar behoedt en leidt, en wel door het baren van zijn Zoon diep in haarzelf. Zich aan Jezus toevertrouwend zal ze de weg van de liefde vinden en gaan.
Om af te ronden: Zijn wij bereid de aanraking van de Heer toe te laten? Durven wij knielen met onze handen geopend om het langskomen van de Heer mogelijk te maken? Want langskomen doet Hij. Aanspreken doet Hij. Aanraken wilt Hij. Kiezen wij ervoor dit alles toe te laten? Zijn we bereid ons eigen ‘ja’ te leggen in het grote ‘ja’ van de Heer?
Aan u het antwoord.
kris
We beginnen na de Kersttijd de gewone tijd door het jaar. En alweer, net als op Kerstmis, horen wij de brief aan de Hebreeën zeggen: ‘Nadat God vele malen gesproken had door de profeten, heeft Hij nu gesproken door de Zoon’. Eigenlijk heeft Jezus nog niets gezegd, geheel de Kersttijd lang. Niets? Of misschien alles? Dat kleine Kind in de kribbe heeft ons heel veel gezegd, zij het zonder woorden. Het Kind heeft ons getoond dat God onder ons is komen wonen, zo hulpeloos en weerloos als een kind. Het Kind moest met Zijn ouders op de vlucht voor een boze en jaloerse koning. Dat kind kwam in het Zijne en de Zijnen hebben Hem niet vermocht. Ze konden er niet tegen. Zij vermochten die kleinheid van God niet. Wij misschien ook niet. Kinderen willen gauw groot en volwassen zijn. Dan menen ze op eigen benen te zullen mogen staan. Maar dat is het leven niet. Altijd is een mens afhankelijk van anderen. En ook van God die ons te boven gaat. Dit Jezuskind is nochtans de Schepper van al wat is. Kunnen wij dat geloven? Hij die de kleinste vogel voedt, moet zelf gevoed worden door Zijn moeder. Weerloos ligt Hij in het stro. Maar God heeft Hem tot erfgenaam gemaakt van al wat bestaat. Alles is van Hem en als Hij de reiniging der zonden zal hebben voltrokken, zal Hij mogen zitten aan de rechterhand van de Allerhoogste. Werkelijk, dat klein Kerstekind is de afstraling van Gods heerlijkheid en het evenbeeld van Zijn wezen. Wil je God zien, dan moet je kijken naar dit Kind. Hij is groter dan de engelen, Hij is de Zoon van God de Vader; God heeft Hem heden verwekt. En wanneer de tijd er rijp voor is, kondigt Hij ons de komst aan van Gods Koninkrijk. Te midden van zoveel ellende en kwaad in de wereld, plaatst Hij zichzelf tussen dat ellendige heden en een luisterrijke toekomst. Zie je het niet? Als God komt in Jezus, wordt het lente. Een nieuwe wind waait over het land. Eenvoudige vissers mogen vissers van mensen worden. Ook wij mogen dat zijn. Ook wij worden geroepen om met Jezus mee te gaan en Gods liefde rond te strooien. Wie is Hij toch, die Jezus van Nazareth? Wie is Hij toch dat Hij nog altijd mensen roept die voor Hem alles achterlaten, familie en zelfs hun beroep en kostwinning, om Hem te volgen? Geen enkele leraar of rabbi kon zoiets doen. Een rabbi werd gekozen door leerlingen die bij hem in de leer wilden gaan. Mensen kiezen echter Jezus niet, Hij kiest hen! Hij roept en dan kan je niets anders dan met Hem mee te gaan. Zo groot is de macht en het gezag van dat Mensenkind. Ja, meer wil Hij niet zijn: een kind van mensen, Hij die nochtans onze God en Meester is.
BeantwoordenVerwijderenMijn antwoord Kris is :JA, ik wil naar Hem toegaan !
BeantwoordenVerwijderenMijn verlangen gaat uit naar Jezus (soms aarzelend met vallen ...maar dan mijn handen uitstrekkend naar Hem die mij weer opricht !)
En met Zijn Liefde mezelf en mijn naaste liefhebben ,dankzij de Stroom die in mijn hart en mijn ziel al 't vuil wegspoelt met Zijn Geest !
God bemint ons "onvoorwaardelijk "!
Hij "staat" aan de deur (van ons hart )en klopt !
Van èlke mens ,wie we ook zijn !
Sterke meditatie Kris.
BeantwoordenVerwijderenDeze reactie is verwijderd door de auteur.
BeantwoordenVerwijderenKris dankjewel voor de vele soms doordringende meditatie .. telkenmale ik de moed vind om het te lezen is er altijd iets dat toch dieper ingaan .. maar de moed ontbreekt soms om dat dagelijks te doen .. dank en een vruchtbaar jaar toegewenst voor jou en de vele zoekende volgers ..j
VerwijderenVan harte.
VerwijderenDank je wel.