maandag in week 3 van de veertigdagentijd

Vandaag horen we in de tussenzang enkele verzen uit psalm 42 en 43.
Kijkend naar deze verzen enkele hartsmijmeringen.

Zoals een hinde smacht
naar stromend water,
zo smacht mijn ziel
naar U, o God.

Mooi hoe de dorst naar God wordt verwoord als een smachten door een hinde naar stromend water. Wet het stromend water betreft... God is inderdaad geen stilstaande poel waar het water dreigt troebel en brak te worden. God stroomt wel degelijk. Hij is niet passief. Hij is voortdurend in beweging, Hij zit vol dynamiek en kracht. Hij is een en al gedrevenheid. Ja, als een bron en stroom van levend water.
Wel, naar dit water mogen wij verlangen. Niet om daarná in gebed te gaan. Nee, het verlangen zélf is reeds gebed.

Augustinus zegt hierover: 'Uw verlangen is uw gebed; indien u onophoudelijk verlangt, dan bidt u ook onophoudelijk. Er rust in de ziel een inwendig gebed dat geen einde kent, namelijk het verlangen. Uw voortdurend verlangen zal uw voortdurend geroep zijn. De vlam van de liefde is het roepen van het hart. Als uw liefde zonder ophouden brandt, dan roept u ook zonder ophouden; als u zonder ophouden roept, dan verlangt u ook zonder ophouden.'

Laat ons het verlangen naar God koesteren, het aanwakkeren (dat het wakker blijft). Het verlangen gaande houden is toelaten dat de Geest je naar God stuwt. Laten we ons toevertrouwen aan zijn waaien in ons.

Mijn ziel dorst naar God,
naar de levende God,
wanneer mag ik nader komen
en voor God verschijnen?

Ja... wanneer mogen we naderen? Ik denk dat het antwoord heel eenvoudig kan zijn, namelijk: nu, en wel meteen. We hoeven - wanneer we verlangen - niet direct naar ons gebedshoekje te hollen, of naar een kapel of kerk te gaan. Op het moment dat je verlangt sta je reeds voor het aanschijn van God. Dan komt het erop neer innerlijk te knielen, je hart te openen, je toe te vertrouwen aan Hem. Dit kan natuurlijk in een kerk of in je gebedshoek, bij Bijbel of kaars, maar dat kan evenzeer op de trein, tijdens een vergadering, bij het maken van de soep, tijdens het ophangen van de was. God is immers overal en altijd en in alles aanwezig.
Wanneer mag ik nader komen en voor God verschijnen? Nu dus, meteen en onverwijld. En elke keer wanneer de Geest je doet verlangen.

Zend uw licht en uw waarheid,
laten zij mij geleiden
en brengen naar uw heilige berg,
naar de plaats waar U woont.

Voor het aanschijn treden van God betekent je door Hem laten meevoeren naar de hoogste regionen van de liefde, waar Hij niet enkel zichzelf zal geven maar waar Hij je ook deelgenoot zal maken aan zijn liefde. Of om het levensnabij te zeggen: God zal je roepen en in beweging zetten te knielen voor iedere mens om hem of haar de voeten te wassen, zoals Hijzelf in Christus dat aan ieder van ons gedaan heeft en doet. De heilige berg, de plaats waar God woont, is niet anders dan die moment en die plaats waar wij - in Christus - de ander beminnen en dienen. Moge inderdaad - zoals het vers zegt - Gods licht en zijn waarheid ons dáárbij begeleiden.

Dan zal ik naderen tot het altaar van God,
tot God, mijn hoogste vreugde.
Dan zal ik U loven bij de lier,
God, mijn God.

De liefde voor de ander zal inderdaad mijn hoogste vreugde zijn. Mijn beleving van de liefde zal een synoniem zijn voor het aanbidden van God. Het doorleven van Gods liefde naar de medemens toe zal mijn lofzang zijn voor de Heer. In mijn hart zal de goddelijke lier voortdurend betokkeld worden, uit diep ontzag jegens God en medemens.

Ja, geliefde mensen, laat ons christen zijn; paasmensen, ten diepste!

Laten wij bidden met woorden uit ps 43

Vader,
zend ons uw licht en uw waarheid,
laten zij ons geleiden
en brengen naar uw heilige berg,
naar de plaats waar U woont.
Mogen wij alzo uw liefde zijn
door haar te dragen en te baren
in heilige werken van goedheid.
In Christus, onze Heer.
Amen.

Zegen over deze nieuwe week,
kris

Reacties

  1. God is God van iedereen, maar niet iedereen aanvaard God als God! Allen zijn wij zijn kinderen waarvoor Hij zorg draagt. Wie openstaat voor zijn heil ontvangt het ook. God dwingt zich niet op, Hij is geen inbreker! Onze bereidheid in Hem te geloven, een zekere openheid naar Hem – hoe klein ook – is de sleutel die de weg opent naar zijn heil en genade die heling en redding brengt. En dit niet enkel voor het uitverkoren volk, nu zou men zeggen voor de pratikerende gedoopte die godvruchtig leeft, neen, voor iedereen die ook maar een beetje bereidheid toont. Hoe jammer dat zovele mensen zich daarvan afsluiten, moedwillig neen zeggen, slot en grendel erop! Maar God werkt langs vele wegen, zijn liefdesverlangen naar zijn kinderen is zo groot dat Hij vele kansen uitprobeert ons te winnen, ons zijn liefde laat proeven, vaak onbewust. Aan mij me te onderzoeken of ik Hem voldoende toelaat in mijn levenswijze, of sluit ook ik me af?
    O Jezus maak mij meer bewust en ontvankelijk voor de gave van uw heilzame liefde. Behoed mij dat ik U hoe dan ook afwijs.
    Daarom mijn geloof voeden aan Gods woord, aan het gebed en de sacramenten, aan goede lezing of muziek en het beoefenen in goede werken van liefde tot God en mijn naaste.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. wat mij vandaag opviel bij het lezen van de 1ste lezing dat Naäman telkens door dienstvolk werd aangemoedigd de juiste stappen te zetten.
      we moeten dus niet hoog geleerd zijn om anderen op het goede pad te brengen
      hier denk ik ook aan de kleine weg van Teresia
      laten we dus dienaars zijn van en voor de Heer
      Moge Maria de dienstmaagd des Heren ons voorbeeld zijn!
      laten wij zo voorsprekers zijn voor zovelen

      Verwijderen

Een reactie posten