zaterdag in week 1 van de veertigdagentijd
Vandaag zegt Jezus ons: 'Is het een verdienste als je liefhebt wie jou liefheeft?'
Graag zien wie ons graag ziet is inderdaad niet moeilijk. Het is aangenaam, het is ook mooi. Maar ook hen graag zien die we niet graag hebben, waarnaar we gevoelens hebben van antipathie... da's veel moeilijker.
Deze vorm van beminnen noemt Jezus liefhebben zoals de Vader dat doet.
Het zou niet goed zijn bepaalde mensen méér te willen beminnen dan anderen. Jezus vraagt iets anders van ons. Hij vraagt een diepere vorm van liefhebben. Hij vraagt onze kleinmenselijkheid te overstijgen om vanuit Hem, door Hem en in Hem iedereen graag te zien. Dus ook hen waarmee we het moeilijk hebben. Niet vanzelfsprekend, niet makkelijk.
Er staat dan ook nergens dat de Blijde Boodschap een makkelijk te vervullen boodschap is. Het is een boodschap van, en een oproep tot, liefde; liefde die haar kracht vindt in het kruis van de Heer. Het kruis dat niet enkel een weg toont van trouwe en volmaakte liefde, maar tevens een weg van vergeving voor zij die falen.
Want hen graag zien waarmee we het lastig hebben… ach, we falen er allemaal in. Het is gewoon des mensen. Maar het niet omdat het menselijk gezien begrijpelijk is, dat het dan ook de juiste weg is.
Zoals dikwijls legt de Heer de lat hier zeer hoog. Is dat erg? Nee, integendeel. Dat is goed. Laat het een trigger zijn voor al die momenten wanneer we er niet in slagen iedereen even graag te zien.
En weet, we kunnen het niet genoeg aan elkaar zeggen: Gods barmhartigheid is zoveel groter dan ons niet kunnen. Laten we ons neervlijen tegen Christus, moge Hij ons omhelzen met zijn barmhartigheid, zodat we, groeiend in Hem, Gods liefde mogen worden; steeds meer, steeds inniger.
kris
Het boek Deuteronomium herhaalt in veranderde tijden wat Mozes al bracht aan het Joodse volk, vlak na de Uittocht uit Egypte. Heel die Wet, de Thora, diende eigenlijk om het leven in gemeenschap mogelijk te maken en was tevens een oproep om Gods wonderbaar handelen tegenover Israël met piëteit te beantwoorden. De hoofdstukken 5 tot 11 van het boek Deuteronomium waren dan ook waarschijnlijk een stuk uit de eredienst waar de levieten in navolging van Mozes Gods wondere werken in herinnering brachten. De rest van het boek dient om in de tijd na de ballingschap het volk, volk van God te laten zijn: God zal hun God zijn en zij moeten Zijn volk zijn. Veel verder dan het leven met de volksgenoten, gaat het boek Deuteronomium niet. Er staan wel enkele bepalingen in voor het omgaan met de vreemdelingen die in het land wonen of er voorbijkomen. Jezus kan dan ook zeggen: ‘Gij hebt gehoord dat er gezegd is: gij zult uw naaste beminnen en uw vijand haten’. Dat stond zo letterlijk wel niet in de Joodse Thora, maar praktisch werd er wel zo geleefd. Vergeet ook niet dat het Hebreeuws geen woord heeft voor ‘minder’ of ‘meer’ liefhebben. ‘Haten’ betekent daar ‘minder liefhebben, er niet veel om geven’. Alleen de volksgenoot telde. Jezus gaat verder: ‘Ook je vijand moet je beminnen’. Jezus dacht dan misschien aan de Romeinen die het land bezetten. In tegenstelling tot wat Judas bv. wilde, zal Jezus hen niet buitenzwieren. Hij vraagt ook de bezetter lief te hebben. Ook zij zijn kinderen van God. God is de Vader van alle mensen. En zoals Jezus in het Onze Vader leert, we mogen ook bidden voor alle mensen, voor heel de wereld en al de zorgen en pijnen van de mensen wereldwijd voor God brengen. Als we alleen voor onszelf bidden en voor hen die we liefhebben, dan is dat onvoldoende. We moeten ook goed zijn voor hen die dat niet zijn voor ons. We zijn in de vasten, we zijn op hoogtestage. We staan op de hoogte van God zelf of we oefenen ons erin om op Gods hoogte te staan. Welnu, God is volmaakt. Hij bemint alle mensen, ook hen die Hem niet beminnen. Hoe graag zou God hen niet in willen sluiten in Zijn Vaderhart? Daarvoor moeten wij, leerlingen van Jezus, bidden. Wij moeten ook proberen goed en geduldig te blijven tegenover mensen die ons niet zo graag zien, om welke reden dan ook, terecht of onterecht. Laten wij niemand een stro in de weg leggen. God doet dat ook niet.
BeantwoordenVerwijderenWe moeten ons vooral oefenen in kleinheid en nederigheid op welke hoogte wij ook zouden willen staan
VerwijderenDe waarheid is als een menshoge steen rechtop in het zand... op het strand. Waar je omheen kunt lopen. Elke stap die ik zet zie ik een andere vorm, toch blijft het dezelfde steen. Uw woorden zijn bijzonder waar voor mij, beste "het gaat er niet om." En ze sluiten tegelijkertijd niet uit, welke zijde van de steen Daniël laat zien. Het zijn ook deze woorden die net zo waar voor me zijn.
VerwijderenDank u, beiden! En iedereen een grondige vastendag gewenst, ieder naar eigen beste wijze. In gebed verbonden.
Op de hoogte van God gaan staan, zal juist betekenen dat we klein worden en nederig, kind van God, maar niet God zelf, zoals Jezus HET Kind van God is bij uitstek. Op de hoogte van God gaan staan, zal ons juist dienstbaar maken voor alle mensen, ook al kunnen wij dat uit onszelf niet. Op de hoogte van God gaan staan, wil zeggen: iedereen proberen te beminnen, zoals God elke mens graag ziet. Op de hoogte van God gaan staan, wil zeggen dat we ernaar streven alles en elke mens te zien met de blik van God zelf.
VerwijderenEn zo....las ik uw woorden ook. Hoe waar! Amen.
VerwijderenDeze reactie is verwijderd door de auteur.
BeantwoordenVerwijderen