woensdag in de 3e paasweek

Jezus zegt ons vandaag: ‘Iedereen die de Vader Mij geeft zal bij Mij komen, en wie bij Mij komt zal Ik niet wegsturen, want Ik ben niet uit de hemel neergedaald om te doen wat Ik wil, maar om te doen wat Hij wil die Mij gezonden heeft.'

Natuurlijk dragen wij als christenen de intentie in ons niemand weg te sturen die op welke wijze ook langskomt in ons leven. We dragen die intentie omdat we weten dat het evangelie dit vraagt: Sluit niemand uit, iedere mens is een kind van God, ieder vraagt bemind te worden, en bovenal: God vraagt dit.
Ok, tot zover de intentie.

De realiteit echter – en we weten dat maar al te goed – leert ons dat we wel degelijke keuzes maken wie wel welkom is, wie minder, en wie niet. De meest lastige mensen zijn wellicht zij die het meest aan onze portemonnee zitten. Dat raakt ons nog het meest. Bedelaars mogen er wel zijn, maar toch hebben we het liefst dat ze geen geld vragen.
Maar in onze dagelijkse omgang maken we ook we ook keuzes, waarschijnlijk meer dan we zelf vermoeden. Mensen die ons antipathiek overkomen zijn doorgaans in ons hart, in ons huis, op onze kamer,… minder ‘welkom’ dan zij waarmee we een spontane hartelijke relatie hebben. Menselijk hoor. Maar soms kleingeestig.
Keuzes maken wie we wel of niet ontvangen gaat dikwijls in tegen de liefde. Ach, we weten het wel.

Jezus, zo horen we vandaag, stuurt niemand weg. Iedereen is bij Hem welkom, ook de meest lastige mensen. Ja, ook u en ik. Moest Jezus keuzes maken… het zou tegen de liefde zijn, tegen Gods wil. En daar Jezus de verpersoonlijking is van Gods liefde, is ieder mensenkind bij Hem welkom. Dank zij God, en God zij dank.

Wij, als christenen, en in wezen iedere mens, zijn geroepen deze ‘liefde voor allen’ in ons te dragen, en deze daad-werkelijk te beleven. Als we eerlijk zijn willen we dat ook. We willen goede mensen zijn, we dorsten ernaar de liefde van God te belichamen in ons leven. Maar dikwijls zijn we zwak, bakken er weinig van, en blijven op onze innerlijke dorst zitten.

Laat het een troost zijn te weten dat puur vanuit ons mens-zijn iedereen welkom heten quasi onmogelijk is. Jezus weet dat. En daarom zegt Hij in geen mis te verstane woorden vandaag: ‘Ik ben het brood dat leven geeft. Wie bij Mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in Mij gelooft zal nooit meer dorst hebben.’
Zoals het brood brood-nodig is om onze fysieke honger te stillen, zo is het beminnen van Jezus van fundamenteel belang om Gods liefde te kunnen zijn. Ons diepste verlangen om Gods minne te belichamen mogen we leggen in de schoot van de Heer, opdat Hij het kan vervullen met zijn genade.
Anders gezegd: De Heer kent onze dorst, en Hij wilt niet liever dan ons ter hulp komen opdat we inderdaad die mensen zouden worden naar waar we diep van binnen zo verlangen.

Ook hier is de sleutel 'het geloof'.

Zoals eerder deze week hier is gezegd: geloven is in wezen een gebedshouding, een zich toevertrouwen aan de Heer. Dat houdt in dat we toelaten dat Hij de spirit mag zijn van onze liefde. We geven het roer in zijn handen. Of beter gezegd: we hebben lief verenigd met Hem; Hij met ons en door ons. En dan wordt er echt véél mogelijk. Veel meer dan wanneer we liefhebben los van Hem.

Dus wanneer je vaststelt dat je zelf, of u als gemeenschap, weinig bakt wat betreft het belichamen van Gods liefde: ga persoonlijk, of als gemeenschap, in gebed. En vraag de Heer dat Hij u/jullie komt aanraken met de gave van het liefhebben. Vraag het met je hart, in diepe ontmoeting met Hem.

En laten we als christenen elkaar zo nabij zijn dat we mekaar stimuleren liefdevol aanwezig te zijn voor elkaar en allen die God op ons levenspad brengt.
De Heer is het brood. De Heer geeft het brood. Maar in onze omgang met elkaar mogen wij ook dat brood zijn voor elkaar; Jezus met ons en door ons.

Moge Pasen gebeuren.

kris

Reacties