donderdag in week 10 door het jaar

Vandaag zegt Jezus: ‘Wanneer je dus je offergave naar het altaar brengt en je je daar herinnert dat je broeder of zuster je iets verwijt, laat je gave dan bij het altaar achter; ga je eerst met die ander verzoenen en kom daarna je offer brengen.’

Tot God bidden, eucharistie vieren,... terwijl je met je naaste in onmin leeft kan niet samengaan. Om met een zuiver geweten tot God te naderen is het van belang je te verzoenen met je naaste daar waar het nodig is. Met je naaste in onmin leven is immers hetzelfde als met God in onmin leven. Verzoening met de naaste brengt ons dus dichter bij God. Ons gebed zal vrijer zijn, de eucharistieviering een feest.

Na een zeer lastig coronajaar mogen we weer vanaf gisteren terug met meerderen eucharistie vieren in de kerk: met honderd in het kerkgebouw, met tweehonderd buiten.  Vanaf 1 juli - als alles goed blijft lopen - met tweehonderd in het kerkgebouw en vierhonderd buiten. Ik zou zeggen, voor zij die volgende zondag sinds lang terug naar de kerk gaan: laat het een dubbel feest zijn. Omwille van het feit dat we weer naar de kerk mogen. Maar moge het ook - in het licht van het evangelie van vandaag - een feest zijn omdat we werkelijk mensen van verzoening zijn, of worden, alvorens we de Heer welkom heten in eucharistische gedaante.
Verzoening scheppen, en naar de Mis gaan; ze hebben wezenlijk met elkaar te maken.

Het maakt gezinnen, gemeenschappen, parochies, maar ook de bredere samenleving, zoveel warmer en aangenamer om in te leven.

kris

Reacties

  1. Sint-Paulus gaat verder met zijn commentaar op de letter en de geest van de Wet. Er ligt nog altijd een sluier over de Israëlieten, wanneer zij het Oude Testament lezen, zegt hij. Wie echter Christus aanneemt, wie zich bekeert tot de Heer Jezus, van die wordt de sluier weggenomen, omdat de H. Geest hem of haar verlicht. De Geest des Heren is vrijheid. We zijn niet meer onderworpen aan vele zinloze bepalingen, want al die regeltjes en bepalingen over cultische reinheid zijn niet meer van tel. Wij mogen in Christus onverhuld het gelaat van God aanschouwen. Wij worden elke dag een beetje meer herschapen tot gelijkenis met God. Dat is het werk van de H. Geest. Dat kon de Thora niet geven. Maar juist dat alles geeft ons veel nieuwe moed. Ook wij mogen zoals Paulus de boodschap verkondigen van de bevrijding, van Gods ontferming. En van Gods vergevende barmhartigheid mogen we ook altijd leven. Dat is een grote meerwaarde tegenover dat wat het O.T. ons bood. Jammer dat zoveel mensen – schijnbaar? – Jezus’ boodschap niet kennen. Velen, ook nu, zijn verblind door de aardse welstand. Die verblindt hen zozeer dat ze niet meer zien dat er ook nog een God is en een eeuwigheid die zoveel schoner is. Misschien geldt dat zelfs voor mij en voor jou? Zien wij nog de glans van Gods eeuwig wezen? Het Licht is nochtans in onze harten opgegaan om de kennis te doen stralen van de heerlijkheid Gods die ligt op het gelaat van Christus. Wij kijken dikwijls naar Jezus in het H. Sacrament. Zien wij dan Gods heerlijkheid? Niet altijd. Onze gedachten dwalen af, aardse onnozele verstrooiingen palmen ons hart in en de tijd van het gebed gaat voorbij, maar het werd geen echte ontmoeting met de levende Heer. Wij zijn nochtans geroepen tot meer. Jezus zegt dat onze gerechtigheid die van het O.T. ver moet overtreffen. Het is niet genoeg van niet te doden. Ook toorn en rancune en scheldwoorden zijn uit den boze. Jezus maakt zelfs een gradatie in de strafbaarheid van onze haatgevoelens. Wie kwaad is op zijn broer of zus, is strafbaar voor het gerecht. Wie zijn broeder of zus uitscheldt, is strafbaar voor het Sanhedrin. Wie gewoon tegen zijn broer of zus zegt ‘dwaas’, zal strafbaar zijn met het vuur van de hel. Hoe kleiner het vergrijp, hoe groter de straf. Je moet dat niet al te letterlijk opvatten. Jezus wil ons, zoals altijd, radicaal goed, mensen die altijd en met iedereen leven in de liefde. Daarom kunnen we ook geen eucharistie vieren als we in ruzie liggen met een buur of een vriend of met wie ook. Ga u eerst verzoenen, zegt Jezus. En dat was nogal wat: men kwam naar de tempel van Jeruzalem vanuit Galilea, dus drie dagreizen ver, en dan dacht je aan een geschil met iemand in Galilea, keer dan maar terug, zei Jezus, drie dagreizen ver en verzoen je met je broer of zus, en pas dan ben je bekwaam om je offer aan God op te dragen. Dat gaat heel ver hé? Ben ik altijd daarmee in orde? Ik denk: vaak bijlange niet. Ook ik heb soms iets tegen iemand of hij tegen mij. Toch is het goed te trachten ons te verzoenen voordat het grote oordeel komt, op onze laatste dag. Anders zouden wij wel eens vergeefs hebben kunnen geleefd.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten