maandag in week 12 door het jaar
Vandaag zegt Jezus: 'Huichelaar, verwijder eerst de balk uit je eigen oog, pas dan zul je scherp genoeg zien om de splinter uit het oog van je broeder of zuster te verwijderen.'
Oh wat zijn we toch snel in ons oordelen over anderen… Als het dan al niet met woorden is, dan is het in de stilte van ons hart. Het is een kwade virus die maar al te makkelijk ingang vindt in ons hart. Het spijtige is dat deze virus ons blind maakt; blind en lam. Het verblindt ons het goede in de ander te zien, het verlamt ons vanuit Gods hart te beminnen.
Dat wilt niet zeggen dat we het mogelijk kwaad in de ander niet mogen zien; vaststellen. Terecht spreekt Paulus over het onderscheid maken van geesten.
Het kwade vaststellen is op zich niet erg. Vraag is: hoe gaan wij daar mee om? Dit hoeft niet tot veroordeling te leiden. Het kwaad ‘zien’ kan ons ook tot mensen maken die diep bezorgd zijn voor de ander.
Kunnen we elkaar zo nabij zijn dat ieder van ons ten diepste aanvoelt dat hij niet veroordeeld is, dat hij er mag zijn en blijven, wat hij ook mogelijk mispeurterd heeft? Kunnen we elkaar zo nabij zijn dat het kwaad zacht maar zeker aan het licht mag komen, en doorheen het samenzijn, of het goede gesprek, kan smelten onder Gods zon?
Kunnen we elkaar zo nabij zijn dat het goede in ieder tot leven kan komen, tot bloei; het goede dat de gemeenschap werkelijk ten goede komt.
En ja… zelf zitten we waarschijnlijk ook met heel wat kwaad. Laten we bidden dat God ons dit mag laten weten, dat we het onderscheid des geesten ook in ons eigen hart mogen maken.
Ook als mensen ons aanspreken op mogelijk kwaad in onszelf… dat we dat in dankbaarheid mogen aanvaarden. En dat is misschien nog het moeilijkste.
Moge God ons genadig zijn, ons genezen, ons weer optillen doorheen zijn Zoon, opdat we – groeiend in Hem – beeld mogen zijn / worden van zijn barmhartigheid.
kris
Wij hoorden de mooie woorden die de Heer tot Abram sprak: ‘Trek weg uit uw land, uw stam, uw familie en ga naar het land dat Ik u aan zal wijzen’. Die woorden lijken wel een echo op wat wij gisteren in onze gemeenschap mochten beleven: de professie van een medezuster. Aan dat weggaan verbindt God een mooie belofte: ‘Ik zal u zegenen en door u zal zegen komen over alle geslachten op aarde’. Hier begint God iets nieuws, een groot avontuur. Hij laat zich aan Abram kennen als de ene ware God. Er is maar die God, die één is en almachtig. Het Bijbelboek schetst dan de verre tocht van Abram en zijn vrouw Sarai en ook een neef trekt mee, Lot. In Sichem, bij de eik van More, verscheen God aan Abram die de belofte krijgt het land van Kanaän in bezit te krijgen. En steeds verder trekt Abram weg tot aan de Negeb toe.
BeantwoordenVerwijderenDit verhaal is a.h.w. de beschrijving van de innerlijke tocht die een door God geroepene moet gaan. Hij krijgt elke dag wat meer licht om de weg te gaan die God met hem of haar voorheeft. De H. Aloysius is ook die weg gegaan: hij heeft afstand gedaan van zijn adellijke rechten en is ingetreden bij de jezuïeten in Rome. Elke mens moet trouwens een beetje die weg gaan. Hij moet afstand nemen van verworven inzichten om steeds meer te gaan leven voor de levende God die altijd anders is.
Van dit anders-zijn van God spreekt ook Jezus in het evangelie. ‘Oordeel niet’, zegt Jezus. Oordelen is iets van de wereld. We weten zo gemakkelijk iets van een ander of we denken het te weten. In werkelijkheid zeggen we alleen iets van ons eigen ik, want de ander kennen we nooit. Vraag is zelfs of wij onszelf ooit kennen. Elke ander is anders. Elke ander is een kind van God en telkens een uniek kind. Zelfs bij een ééneiige tweeling verschilt de één nog van zijn wederhelft.
Wat Jezus hier vraagt, is eigenlijk een wegtrekken uit onszelf om de anderen met wie we leven recht te doen en hen steeds beter te leren kennen. Daarvoor moet ons oog helder zijn. De kleinste splinter in ons oog vertekent al het beeld dat wij opvangen van de ander. Dat alles veronderstelt een lange weg van jezelf verlaten om iedere andere, ook God, beter te leren kennen. Elke andere en ook God is inderdaad altijd anders dan wij eerst dachten. Dat is wat Abram ondervonden heeft van de diepe werkelijkheid die God is. God is een mysterie. De mens ook. Zelfs het gehele universum. Een mens zal nooit weten hoe het heelal in elkaar zit. Daarvoor is ons verstand altijd te klein. We kunnen maar op weg gaan, op weg met het mysterie. En geleidelijk ontvouwt zich iets daarvan voor onze ogen.
Kris, ik ben blij dat u zegt dat wij wel het kwaad in de ander mogen zien en dat dat nog geen oordelen is. Dat is zeer juist. Maar u schetst ook mooi de weg die we dan moeten gaan: liefdevol de ander omhelzen, ook met zijn kwaad. Ook met ons eigen kwaad. Dit wilde ik zeggen met 'wegtrekken uit onszelf, uit ons eigen ik dat altijd vol vooroordelen zit'. Dus niet blijven steken in jezelf en in je eigenliefde.
BeantwoordenVerwijderen