vrijdag in week 4 van de veertigdagentijd
Vandaag zou ik met u willen stil staan bij een vers dat we lezen in de tussenzang uit psalm 34: Gebroken mensen is de Heer nabij, Hij redt wie zwaar wordt getroffen.
Gebroken mensen is de Heer nabij…
Als we de evangelies er op nalezen, doet de Heer inderdaad niets anders. Hij zoekt zondaars op, tafelt met hen, en spoort hen aan tot bekering. Hij gaat naar zieken, raakt hen aan, velen geneest Hij. Hij ontmoet mensen die verlamd zijn; fysiek en mentaal, Hij praat met hen en tilt hen op. Hij had een bijzondere voorliefde voor de armen, de mensen aan de kant,...
Lieve mensen, hoe staan wij als Kerkgemeenschap in de wereld? Wij, die als roeping hebben ‘licht te zijn in de wereld’, zijn wij wel aanwezig genoeg in de wereld? En met de wereld bedoel ik dan niet enkel onze lokale geloofsgemeenchappen waar we ons gewoonlijk in bewegen, maar ook zij die iets verder van onze gemeenschap staan, zij die (ook) onder lasten gebukt door het leven gaan, naar ziel en lichaam gebroken zijn, enzomeer. Hun wereld, die in wezen ook de onze is, is de wereld waartoe wij christenen gezonden zijn.
‘Licht zijn voor de wereld’ mogen we niet lichtzinnig opvatten. Het is in beweging komen. Niet vanuit ons eigen allerindividueelste ikje, maar vanuit de aanwezigheid van de Heer. Hij in ons, met ons, door ons. Vanuit Gods liefde dus.
Dikwijls staat er in het evangelie: Uit mede-lijden bewogen… enz. Jezus trok zich het lijden van de mensheid aan. Lijden als gevolg van de zonde (de godsvervreemding zeg maar), maar ook het lijden als gevolg van ziekte, van verlamming, enz. Hij wist zich gezonden om deze mensen op te zoeken, en hen te ‘bevrijden’ van hun dikwijls zware lasten. Het was de liefde die Hem stuwde.
Die liefde maakte Jezus zo diep menselijk, zo warm van hart, zo nauw betrokken bij het gebrokene in de samenleving.
Laten we, in navolging van de Heer, en diep verbonden met Hem, het broze en het gebrokene in de wereld omarmen, zowel in onze eigen geloofsgemeenschappen als ook ver daarbuiten.
Heel veel kerken en kathedralen zijn mooi. Ze zijn er om als gemeenschap samen te komen: om te vieren, om God te danken en te bidden om genade. Maar het gaat in wezen niet om de stenen, niet om de pracht en de praal van de gebouwen, de schoonheid van de schilderijen, de beelden, de altaren, de gouden kelken,... Gods tempel zijn wij zelf, áls gemeenschap, én ieder individueel. Als Kerkgemeenschap zijn we, vanuit ons gezamenlijk gebed, geroepen tot dienst aan de medemens. En wel vanuit de Heer die het levend hart is van de gemeenschap.
Laten we daarbij, in navolging van Jezus, een bijzondere genegenheid koesteren voor zij die gebroken door het leven gaan, zij die arm zijn, broos en kwetsbaar. Mogen we een diepe evangelische vriendschap koesteren voor ieder van hen; naar intentie en daad.
kris
Men zal het in onze tijd wellicht niet meer zo zeggen zoals het boek Wijsheid het in de eerste lezing door de goddelozen laat zeggen. Toch mogen wij niet uit het oog verliezen dat onze christelijke overtuiging vaak tegen de gangbare opinies indruist. Onze wereld denkt zo anders dan dat Jezus dacht. In Jeruzalem stond men er verwonderd over dat Jezus daar in het openbaar stond te preken en dat de overheid Hem schijnbaar Zijn gang liet gaan. Toch vonden de inwoners van Jeruzalem van zichzelf dat zij Jezus kenden. Ze wisten dat Hij uit Galilea en uit dat kleine dorpje Nazareth kwam. Zij wisten dat Hij een timmerman was. Van de Messias geloofden zij dat Hij a.h.w. uit het niets zou komen, dat Hij daar ineens zou zijn en dat niemand zou weten vanwaar Hij kwam. Toch zegt Jezus dat dit ook bij Hem het geval is. Hij komt niet uit zichzelf, Hij komt niet zomaar. Hij is een gezondene, een diakonos, een verbindingsfiguur tussen God en de wereld. Ook wij zijn dat als gelovigen. Onze priesters en religieuzen zijn dat ook. Wij zijn gezonden. Door ons wil God in de wereld komen. Onze medemensen komen ook niet uit zichzelf. Zij zijn met hun talenten door God op onze weg geplaatst om met ons te bouwen aan het Godsrijk op aarde. Dat geldt van onze melkboer of hovenier, van de kassierster in het warenhuis, van onze garagehouder, van onze verplegenden en dokter en apotheker, van iedereen. God mag de Heer zijn. Dat kan niemand tegenhouden, ook al strijkt deze overtuiging tegen vele haren in.
BeantwoordenVerwijderenJoh 5, 41: 'Ik zoek niet door de mensen geëerd te worden'
VerwijderenHet is goed om daar eens dieper over na te denken, ....
Hoe bedoel je dat Anoniem 9:39 ?
Verwijderendit is geen oordeel , maar enkel een goede raad.
VerwijderenZeer goed dat u de vraag stelt, zo kan u er eens dieper over nadenken...
"Naar wie zouden we gaan JIJ hebt Woorden van Eeuwig Leven !"
BeantwoordenVerwijderen