zondag 4 in de veertigdagentijd - C

De eucharistieviering is het feest bij uitstek van God die ons verwelkomt, die zichzelf aanbiedt in zijn Zoon; Christus die ons zijn leven geeft omdat Hij van ons houdt en die wil dat wij het goede doen en dat wij niet verloren gaan in de droefheid en de eenzaamheid van het leven. Het evangelie van vandaag maakt dat duidelijk.

We horen namelijk dat Jezus zondaars verwelkomt en met hen eet. En daarom moet er ‘gefeest’ worden. We moeten feestvieren om te beseffen dat wij allemaal kinderen van dezelfde Vader zijn, dat wij door Hem worden opgenomen mét onze gebreken, zwakheden en zonden, en dat Hij ons, ondanks onze tekorten, opneemt als zijnde van één familie; één grote gemeenschap, die zal moeten leren samenleven.

Vaak echter denken wij dat we alleen moeten zijn om ons goed te voelen. Dat is de keuze van de jongste zoon die op een gegeven moment het huis uit wil. Die zoon wil niet meer denken aan het algemeen belang, maar wil alleen nog leven voor zichzelf. Hij begint echter honger te voelen, maar niemand geeft hem iets te eten. Het is de honger naar vriendschap, genegenheid, solidariteit, die mensen voelen in hun leven wanneer ze ver van anderen verwijderd leven, ver van de Heer en van zijn huis.

Op het ogenblik dat hij honger krijgt komt hij ‘tot zichzelf’, zegt het evangelie. Dat wil zeggen: hij luistert opnieuw naar zijn hart, en begint de weg van zijn hart te volgen. Hij keert weer naar huis.
Je keert tot jezelf terug als je begrijpt dat het ware geluk niet te vinden is in een leven voor jezelf.
En de vader verwelkomt hem vol vreugde, zo lezen we.

Maar de andere zoon, die thuis was gebleven, ontbreekt nog op het feest. In plaats van te delen in de vreugde van zijn vader is hij jaloers. Net zoals de schriftgeleerden en farizeeën die tegen Jezus morren, denk ook hij slecht over zijn vader, beoordeelt diens goedheid als zwakheid. De vader gaat hem opzoeken want hij wil niet dat iemand op dit feest ontbreekt.

Dat de vader een feest geeft zou ook onze vreugde moeten zijn wanneer er broers of zussen zijn die weer tot leven gekomen zijn; een vreugde niet voor onszelf, maar omdat er mensen zijn die weer thuis gekomen zijn.

De veertigdagentijd is een tijd van ‘terugkeer’, een tijd waarin we onze zonden en zwakheden erkennen en deze leggen in het hart van de Heer. Hij zal ons verwelkomen, Hij zal ons vergeven, er zal feest zijn.

Want Hij heeft ons bekleed met zijn liefde, zoals Paulus het zo mooi verwoord vandaag.
Dát is ook wat er gebeurt wanneer wij eucharistie vieren.

Naar woorden van Vincenzo Paglia.

Reacties

  1. De vader was zijn beide zonen kwijt. De jongste was weggelopen, maar kwam terug. Met een onvolmaakt berouw, zoals men het vroeger zegde. Alleen maar omdat hij nu aan de grond zat, tussen de varkens, en honger had. Wat moet dat geweest zijn voor een gelovige jood: tussen het kwaad zitten, tussen de voor hem meest onreine dieren die bestonden; zijn leven was een zwijnenstal geworden. Hij gaat terug naar zijn vader, hij stamelt wat voorbereide woordjes van misdaan hebben, maar de vader laat hem niet uitspreken. Hij richt zich tot de knechten: doe hem het mooiste kleed aan, een zegelring aan zijn vinger (daarmee kon hij geld afhalen van zijn vaders rekening, dat zegel was de pincode van vaders bankkaart) en hij moest sandalen krijgen, want hij was weer kind aan huis bij zijn vader. Ontroerend is dat. In Jezus heeft God dat ook met ons gedaan: ons het doopkleed aangetrokken, d.i. ons bekleed met Jezus zelf, de nieuwe schepping (zie tweede lezing), gezalfd met het zegel van de H. Geest waardoor we toegang hebben tot Gods genadeschatten en sandalen aangedaan, want we zijn kind aan huis bij onze hemelse Vader. Maar de oudste zoon is kwaad. Hij was altijd op post gebleven, was nooit eens uit de bol mogen gaan op een fuif met zijn vrienden. Hij besefte niet hoe goed het was bij zijn vader. Hoewel thuis, was ook hij ver weg van zijn vader. Hij besefte niet hoe graag zijn vader hem zag. En zo was de vader ook zijn oudste zoon kwijt. De vraag laat Jezus open of deze zoon, dat zijn eigenlijk de meesten van ons, trouwe gelovigen, brave mensen, de vraag blijft open of wij blij kunnen zijn met de bekering van een zondaar. Veel zgn. bekeerlingen, mensen die eerst niet tot de Kerk behoorden, maar erin kwamen, doen hun beklag dat ze maar met weinig enthousiasme ontvangen worden door de zgn. trouwe gelovigen in de Kerk. God wil echter van ons allen, wie we ook zijn, een nieuwe schepping maken (tweede lezing) en ons bevrijden van de smaad van Egypte, d.i. voor ons de smaad van onze zonde (eerste lezing). Laten wij blij zijn vandaag omdat wij allemaal kind aan huis mogen zijn bij God; wat er ook met ons in het verleden gebeurd is, wij hebben toekomst bij God. Daarvoor kwam en komt Jezus.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. En ...er bewust van worden dat de Vader ons "ONVOORWAARDELIJK" liefheeft !

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. God kent geen goed en kwaad door zijn almacht van barmhartigheid.
      Het Goede en het Kwade zijn de grenzen van
      het aardse Leven.
      God heeft ons gegeven de Vrijheid van de Keuze.
      Door Jezus zijn wij met God verbonden.
      Door de erfzonde , die Hij heeft weggenomen door het Kruis. De H. Geest heeft achtergelaten om hem te kunnen volgen op de Weg naar God Onze Vader.Alleluja 💕🙏

      Verwijderen
    2. God kent geen goed of kwaad??? Hoe kom je daar nu bij?

      Verwijderen
    3. Wat Louis daarmee bedoelt is dat Gods barmhartigheid zo groot is dat hij zowel het goede als het kwade in zijn armen sluit, altijd bereid zijnde te vergeven indien de mens zich wendt tot Hem.

      Verwijderen

Een reactie posten