25 april - H. Marcus
Het Goede Nieuws doorgeven
Mc 16, 15-20
Beste mensen,
vandaag is het feest in de Kerk, het feest van de evangelist Marcus.
De tekst die we vandaag horen is het slot van het Marcus’ evangelie, hoewel het later eraan toegevoegd is en niet van Marcus zelf zal zijn.
Trek heel de wereld rond en verkondig het goede nieuws aan alle schepselen, Marcus 16, 15
Wat me opvalt zijn de grote woorden: ‘de hele wereld rond’ en ook ‘aan alle schepselen’. Dat is nogal wat. Met de pittige opdracht krijgen de leerlingen ook de toerusting om op allerlei manieren hun verhaal geloofwaardig te maken. Ze ontvangen hier heel uitzonderlijke gaven voor.
Wij zijn volgelingen zoveel eeuwen later. De Kerk heeft geschiedenis gemaakt. Het vuurtje van het begin heeft zich inderdaad verspreid over de hele wereld. Wel met vallen en opstaan, want het is een Kerk, bestaande uit onvolmaakte mensen. De eeuwen door zijn er, naast al het goede dat tot stand gekomen is, onder andere veel godsdienstoorlogen geweest. Te gek dat godsdienst met oorlog uitgevochten moet worden. Dat is een tegengestelde beweging met wat Kerk zou moeten zijn. Het bijzondere is dat het geen belemmering geworden is in de geloofsoverdracht die onverminderd door is gegaan.
De vraag is nu, hoe onze ‘verkondiging’ eruit ziet als wij niet geroepen zijn om rechtstreeks op pad te gaan. Wat is de kern van ons geloof? Het gaat er in feite om dat ‘het goede nieuws’, waarvan de essentie uit liefhebben bestaat, zoals Jezus ons liefhad, door ons gedrag verspreid wordt. Liefde geven en doorgeven aan ‘de hele wereld’. Liefde kent geen grenzen. Respect hebben voor mens, dier, plant en het hele universum, vanuit de verbondenheid met de Bron waaruit wij leven. Die verbondenheid met Hem is de basis. Hoe ons leven geleid wordt, en in welke vorm wij dat goede nieuws kunnen verspreiden kun je ontdekken door luisterend te leven. (Ik gebruikte ooit het catechetische boek van An Kesseler-van der Klauw. Dat boek heette: Sta eens even stil, een bundel verhalen om met drie oren naar te luisteren). Dat derde oor wordt ons vast gegeven.
Laten wij bidden ...
Goede God,
in Jezus bent U heel dichtbij gekomen.
In Hem worden wij, ieder op eigen wijze,
uitgezonden om door te geven
wat Hij ons heeft voorgeleefd,
met een hart boordevol liefde.
Voed ons, leid ons,
rust ons uit op deze weg
met een derde oor,
waarmee we uw stem kunnen verstaan.
Vorm ons om tot een liefdesvuur
opdat wij steeds meer gaan lijken
op hoe wij door U bedoeld zijn,
tot meerde eer van U,
onze Schepper
en door Jezus, onze Verlosser.
Amen
Ik wens ieder van jullie, dat je je eigen missie (is zending) ontdekt en volbrengen kunt, onder Gods zegen, en door Jezus, onze Heer en Verlosser!
Ricky Rieter
BeantwoordenVerwijderenMarcus zou volgens de geleerden van nu het eerst een evangelie hebben geschreven. Zijn evangelie zou het oudste zijn. Mattheüs en Lucas hebben zijn evangelie gebruikt als een bron, met daarnaast – zo veronderstellen de geleerden – een andere, verloren gegane, bron die hoofzakelijk woorden van Jezus bevatte. Die bron noemt men de Quelle, afgekort met Q, want Quelle is het Duitse woord voor ons Nederlandse woord ‘bron’. Zelfs Johannes die wat eigen woorden en verhalen heeft van en over Jezus, zou geen andere bronnen hebben gehad dan Marcus en de Quelle en dat wat Mattheüs en Lucas ervan hebben gemaakt. Johannes veronderstelt de synoptici, Mt., Mc., Lk., maar voegt er sommige dingen aan toe om te zeggen: ‘Je weet al dit en dat, maar wat ik schrijf, moet je ook nog weten’.
Marcus zou thuisgehoord hebben in de eerste Kerk van Jeruzalem. Hij trok met Paulus mee op diens eerste missiereis, maar dat rondtrekkend leven was voor hem te zwaar. Hij is dan de gezel van Petrus geweest en zou met hem vele jaren in Rome hebben verbleven. Men denkt dat zijn evangelie de weergave is van wat Petrus predikte aan zijn christenen.
Hoe dan ook, de eerste lezing uit de brief van Petrus, spreekt over nederigheid in de omgang. Ik vind dat zeer toepasselijk op Marcus. Als deze het zware zwerversleven met Paulus niet meer aankon, koos hij ervoor in de stad te verblijven, in Rome en misschien ook in Alexandrië. En wat hij niet kon als rondtrekkend missionaris, schreef hij dan maar neer in een evangelie. Wat een geluk voor ons. Door Marcus hebben we inzage in het leven van Jezus.
Petrus heeft het in de eerste lezing verder over de duivel die als een brullende leeuw de christenen wil verslinden. Petrus waarschuwt voor de macht van de Boze, maar hij weet ook dat Jezus overwonnen heeft en dat ook wij zullen overwinnen.
Het evangelie vandaag lijkt een latere toevoeging te zijn aan het evangelie van Marcus dat oorspronkelijk eindigde met Mc. 16, 8 met de vermelding dat de vrouwen wegvluchtten van het lege graf en er niemand iets van zeiden. Ja, zo kan het niet eindigen hé? Want uiteindelijk is er toch een Kerk gekomen die de verrezen Jezus verkondigt. Dat is wat Marcus ook schrijft in die toevoeging - Marcus zelf of iemand anders - en dat haalt hij uit de andere evangeliën. Jezus zendt de elf uit om overal over Hem te vertellen. Wie gedoopt is en gelooft, zal gered worden. Wie niet gelooft, mist veel. Erger je niet aan deze woorden. God heeft immers Jezus naar ons toegezonden opdat wij het leven zouden hebben in overvloed. En niets kan de gelovigen schaden, zelfs niet het contact met mensen die niet geloven of die met het geloof lachen. Jezus is in de hemel opgenomen, Hij deelt in de heerschappij van God zelf en wij mogen rustig leven van ons geloof en ervan getuigen. Hij die verrezen is, werkt met ons mee door Zijn verrijzeniskracht.
Het viel mij op dat de toon van deze brief zo “gewoon” is. Petrus geeft ook de groeten van Marcus’ door. En hij eindigt met het geven van een kus. Het is een brief zoals ik die nu ook zou kunnen schrijven aan iemand die ik duidelijk voor ogen heb. Het drong ook goed tot mij door dat de macht die de apostelen kregen ik ook zelf ontvangen heb. Door het gebed kunnen we helpen en bidden kunnen we altijd en overal. Roosje
BeantwoordenVerwijdereninteressant stukje van kolet janssen: het ongewenste kind opent de paradox van het leven in liefde! helaas kunnen regeltjes (de wet!) dat nooit bevredigend oplossen. zei Paulus dat niet al?
BeantwoordenVerwijderen