maandag in week 27 door het jaar

Het verhaal dat Jezus vandaag vertelt is een moeilijk verteerbaar verhaal omdat we weten en ervaren dat we vaak met een boog om één van de meest wezenlijke en meest noodzakelijke waarheden van het geloof heen lopen; dat geloven namelijk geen kwestie is van theorie, maar van praktijk, niet alleen van weten en kennen, maar vooral van  beleven en doen.

Het is niet de eerste en de enige keer dat Jezus daar de nadruk op legt. Als een rode draad loopt het door heel het evangelie. Het staat als duidelijke wegwijzer langsheen heel zijn levensweg vanaf Betlehem tot op de Calvarieberg. We kunnen er niet omheen, zelfs niet in een boog. 'Niet zij die roepen: Heer, Heer, zullen het Rijk der hemelen binnengaan, maar zij die de wil doen van mijn Vader...'. 

Het is ook de enige norm en maatstaf waarnaar we onszelf als gelovige mensen zullen oordelen of veroordelen; de keuzeknop, in onze eigen handen, tussen 'Kom gezegenden van mijn Vader' of 'Ga weg van mij'. Want op de oordeelsdag zal God ons niet met de catechismus overhoren, niet de tien geboden of onze geloofsbelijdenis, ook niet of we de hongerigen, de dorstigen, de zieken of de gevangenen hebben gezien, maar wel of we tegenover die mensen even warm van hart gereageerd hebben als die Samaritaan het deed op zijn weg van Jeruzalem naar Jericho.

Reacties

  1. Heel juist, Kris.

    De Galaten laten zich van de wijs brengen. Ze verlaten de leer die St. Paulus hen gebracht heeft, dat je nl. niet gered wordt door de joodse wet te onderhouden, maar door te geloven, je toe te vertrouwen aan Jezus. Paulus zegt dat dit het enige evangelie is, dat niet van mensen komt, maar van Jezus zelf, door een openbaring van Jezus zelf. Dat is ook wat Jezus leert vandaag in het evangelie. Een wetgeleerde wil weten wat hij moet doen om het eeuwig leven te verwerven. En Jezus zegt: Het staat toch in de Wet? Dat je God boven alles moet liefhebben en je naaste als jezelf. ‘Wie is mijn naaste?’ vraagt de wetgeleerde. Dat was nl. de vraag toen: je naaste, is dat alleen je volksgenoot of geloofsgenoot? Of wie is het dan wel? Jezus maakt het duidelijk met een parabel. Een man ligt uit te bloeden langs de weg, uitgeplunderd door rovers. Wat doe je dan? Voorbijlopen, zoals velen ook nu zouden doen? Of doen zoals die Samaritaan? Hij was geen volksgenoot, nog minder een geloofsgenoot van de uitbloedende man. Hij was eigenlijk een vijand van het joodse volk. Maar die man schiet in actie. Je moet straks in je gebed maar even al de werkwoorden op een rij zetten die zeggen wat hij doet. Hij zag hem, kreeg medelijden, trad op hem toe, enz., enz. Hij bracht hem naar de herberg. Nu zou dat het ziekenhuis zijn en hij betaalt zelfs de rekening van de hospitalisatie van die geplunderde man. ‘Doe gij evenzo’, zegt Jezus. En Jezus deed evenzo. Hijzelf is die Samaritaan die ons optilt en verzorgt en onze rekeningen betaalt. Jezus sterft voor ons aan het kruis om ons helemaal met God te verzoenen. Jezus maakt zich tot onze naaste. ‘Toen wij nog vijanden waren’, zegt Paulus in Rom. 5, 10. Dat moeten wij ook doen: onszelf tot naaste maken van elke mens die we ontmoeten. Dat is het evangelie, het enige, zoals Paulus zegt.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. "onszelf tot naaste maken ,van elke mens,de wij ontmoeten " dat is de blijde boodschap,het enige zegt Paulus ! Jezus is de Samaritaan die ons optilt! Hij geeft zijn leven voor ons !
    Dank, Kris,!!!!!

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten