2e zondag advent - B
Alvorens de Heer aan zijn openbaar leven begon, riep Johannes het volk op zich te bekeren. Hij riep op hun hart klaar te maken voor de komst van de Messias.
De advent is de tijd bij uitstek om, elk jaar opnieuw, grote kuis te houden in ons hart. Allemaal dragen we immers dingen in ons die ons weerhouden de Heer te verwachten, Hem te dragen, Hem te baren.
Berouw is een gave waarvoor wij mogen bidden. Doorheen het berouw laat God immers weten waar we fout zitten. Een eerlijk en oprecht berouw is een genadevol gebeuren. Het kan een spingplank zijn naar echte en diepe bekering.
Berouw dient niet om triestig te worden. Het kan zijn dat het een gevoel van droefheid met zich meebrengt door vast te stellen hoe zwak we zijn. Maar berouw zou onze blik en ons hart vooral moeten richten op de Komende, op de Heer, die reeds genadevol aanwezig is in het berouw. In zijn grote barmhartigheid wilt Hij doorheen ons berouw al wat duister is omkeren naar zijn licht. Hij wil ons weer verzoenen met Zichzelf.
God heeft gewild dat de Kerk een sacrament heeft dat deze verzoening heel genadevol tot stand brengt, namelijk de biecht, het 'sacrament van de verzoening'. Wie naar Gods vergeving verlangt kan naar dit sacrament toestappen. Dit ‘toestappen’ behoort reeds tot de biecht. Het is immers de Geest die je in beweging zet. Laten we het vuur van de Geest dan niet uitblazen, maar laten we ons in zijn stuwing plaatsen, opdat het wonder van de vergeving op sacramentele mag geschieden: de absolutie én de zending ontvangend van Christus zélf doorheen de priester.
Jammer genoeg is de biecht in onze streken wat in de vergeethoek geraakt. Terwijl het een prachtig en rijk geschenk is voor ons allen om innerlijk weer zuiver te worden. Zijn we er ons van bewust dat na de biecht ons hart werkelijk rein is? Het is toch een prachtige manier om de Heer met Kerst te ontvangen in een zuiver hart?
Velen hebben een negatieve ervaring met de biecht in het verleden, wat een reden is om de biecht nu links te laten liggen. Menselijk gezien begrijpelijk, maar in wezen jammer. Ik denk dat het goed is om mogelijke negatieve ervaringen betreffende het biechten achter te laten om dit sacrament weer in al z’n zuiverheid en frisheid opnieuw te kunnen zien en verwelkomen.
De biecht is zo’n wonderlijk en rijk gebeuren, door Christus zelf aan ons geschonken. Het is een sacrament van verzoening met God en de naaste, een aanraking van God getekend door diepe genezing, voor ons persoonlijk leven én dus voor het leven van de Kerk.
Wie biecht draagt in zijn ziel de zuivere schoot van Maria; de kerststal bij uitstek om de Heer in alle zuiverheid en schoonheid te verwelkomen.
kris
Kris, ik dank u voor uw pleidooi voor het terug ontdekken van het biechtsacrament.
BeantwoordenVerwijderenGisteren ben ik naar de biecht geweest bij een priester die mij niet zo ligt.
Maar ik heb hem al wat op mijn hart ligt verteld.
En ik heb al lang geen zo'n goede raad meer meegekregen.
In elke priester werkt Gods H. Geest.
En een biechtvader dient niet om te (ver)oordelen, maar om Gods barmhartige liefde en vergeving mee te geven.
Daar kan ik maar echt blij om zijn en het aan allen aanraden.
Omdat Kris deze zondag niet echt een commentaar geeft op de lezingen, plaats ik hierna mij homilie. Sommigen van jullie zullen mij misschien horen in de mis op radio Maria straks om 10 uur. Het is geen reclame hoor. Als u liever een mis via de tv of via streaming volgt, ga gerust uw gang. Een mis met beelden is nog altijd beter dan eentje gewoon met klank op de radio.
Vorige zondag heb ik verteld dat het boek van de profeet Jesaja drie delen kent, profetieën uit drie verschillende tijden. Wat we vandaag hoorden in de eerste lezing komt uit de tweede Jesaja. De profeet troost zijn volk te midden van de ballingschap in Babylonië. ‘Troost toch mijn stad, zegt God, haar straftijd is voorbij’. Mooi is dat en bemoedigend voor de mensen van toen. Want daar in de ballingschap leek het erop dat hun God hen vergeten had. Ze moesten machteloos toezien hoe de Babyloniërs stoeten en processies organiseerden voor hun goden, Mardoek en nog zoveel andere. En dan zaten de Israëlieten met de handen in het haar: Waar was nu hun God? Had Hij hen vergeten? Had Hij hen verlaten? Had Hij het onderspit moeten delven voor Mardoek en consoorten? ‘Neen’, zegt de profeet, ‘uw God is u niet vergeten. Het is een beproeving’. Juist zoals covid-19 nu ook een beproeving is. Maar ook nu heeft God ons niet vergeten. De profeet vervolgde: ‘Leg ook maar een heirbaan aan door de woestijn. Organiseer ook maar een praalstoet voor uw God. Uw God is op komst en Hij voert u terug naar huis. Ja, langs een prachtig aangelegde heirbaan’. ‘Begin er maar aan’, zegt de profeet, ‘maak de weg klaar voor de Heer’. Of nog beter: ‘Maak de weg klaar VAN de Heer’. En dan mag Jeruzalem zelf profeet zijn van de Allerhoogste: ‘Beklim de hoogste berg, gij Sion, vreugdebode, gij Jeruzalem, vreugdegezant. En roep het volk toe: Uw God is op komst’. Gods heerschappij moet niet onderdoen voor die van de goden van Babylon, neen, integendeel, God komt met kracht, zijn arm voert de heerschappij, de koningsscepter. En hoe komt Gods heerschappij? Hoe komt God tot ons? Als een herder die Zijn schapen tegen Zijn boezem drukt. Is dat niet een buitengewoon mooi beeld, beste broeders en zusters? Jesaja wordt soms de vijfde evangelist genoemd. Hier ook is hij dat. Het is alsof wij al Jezus aan het werk zien die de verloren schapen opzoekt en draagt. Daarom staat deze lezing uit Jesaja vandaag ook hier: om ons uit te doen kijken naar Jezus die komt.
BeantwoordenVerwijderenPetrus in de tweede lezing vermaant ons: De Heer talmt niet, ook niet als het wachten nog even blijft duren. God wil iedereen redden en Gods tijd is ook onze tijd niet. Voor God is één dag als duizend jaren en duizend jaren als één dag. Ja, de hemelen zullen vergaan, zegt Petrus, en de aarde ook. Alles zal voor Gods oordeel komen. Maar wat betekent dat voor ons? Dat we heilig moeten proberen te leven en dat wij de komst van de Heer moeten verhaasten. Je zou ook kunnen zeggen: dat we de komst van de Heer werkelijkheid moeten laten worden. Ja, nu al mogen de hemel en de aarde nieuw worden. De gerechtigheid van God moet nu werkelijkheid worden, beste broeders en zusters. En wat is die gerechtigheid van God? Dat is dat we bidden en liefhebben. Bidden is ons naar God toekeren en van Hem de liefde leren, want God is liefde. De liefde moet gebeuren in ons leven, omdat God een gebeuren is. God gebeurt als wij mekaar liefhebben. Dat is het wat Jezus tenslotte bracht: Gods heerschappij, Gods liefde en Gods gerechtigheid. Als God onze Heer mag zijn, dan overheersen we niet meer, dan spelen we niet de baas over de anderen, dan hebben wij lief, dan promoveren wij de ander in zijn menselijke waardigheid en in zijn anders-zijn. We laten hem een kind van God zijn. We dragen de andere en we baren hem ook. Doordat we de andere respectvol dragen in liefde, baren wij hem als een kind van God. We gaan met hem of haar om als met een broer of een zus, omdat Christus elke mens gemaakt heeft tot een kind van God, zoals Hij dat zelf is. Daarvoor moeten we bidden, want zonder God en zonder Jezus kunnen wij dat niet. We zouden dat zelfs niet weten, als Jezus ons dat niet had gezegd. Maar bidden alleen is niet genoeg. Ons bidden moet gestalte krijgen in onze liefde. Maar ook naastenliefde alleen is niet genoeg, omdat wij de anderen maar echt kunnen beminnen vanuit de kracht die we van God ontvangen in ons gebed.
BeantwoordenVerwijderenDat wordt allemaal heel concreet in het verschijnen van Johannes de Doper. Vanwaar komt die wondere man daar ineens aan de oever van de Jordaan? Waarom doopt hij met water en waarom roept hij op tot bekering? Ja, hij is geroepen door God. De tijd is vervuld. De profetie van Jesaja gaat nu in vervulling: God komt, zorg dus dat je er klaar voor bent. Effen de weg van de Heer, leg een heirbaan aan in de woestijn van je hart, zodat God er straks binnen kan. Dat is het wat de Doper ons zegt. Wij zijn op weg naar Kerstmis. Dan komt de Heer. Zullen wij er klaar voor zijn? Zal onze samenleving er klaar voor zijn? Och, het zijn unieke tijden te midden van covid-19. Er is geen gelegenheid tot uitbundig feest vieren, zelfs niet tot een viering in de kerk. We hebben alleen de stille ruimte van ons hart waarin Jezus wil komen wonen. Om ons lief te hebben en om ons te leren straks ook op onze beurt weer lief te hebben, God en de naaste. Misschien waren we dat in al onze materiële welvaart wel wat vergeten. Als Jezus komt, wordt alles zo anders. Jezus heerst niet, Jezus overheerst niet, Jezus onderdrukt niet. Jezus draagt, Jezus bemint. Jezus brengt God in ons hart. Waar God de Heer is, is het uit met baas spelen en onderdrukken, zoals Babylon dat deed. Dan worden wij gedoopt met Gods Heilige Geest. En die Geest van God is alleen maar liefde, pure liefde, een zich onvoorwaardelijk aanvaard weten en vanuit dat aanvaard zijn ook elke andere aanvaarden. Dragen en baren. Zoals Maria dat deed. Ze was zo vol van God en van Zijn woord dat God mens werd in haar maagdelijke schoot.
"Maar wij vertrouwen op Gods belofte en zien uit naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont."
BeantwoordenVerwijderenDeze tekst uit de brief van Petrus deed mij spontaan bidden om vertrouwen dat we in deze tijd van de wereld - pandemie door corona ook nu zouden uitzien naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde
voer voor theologen:
BeantwoordenVerwijderenin ons lectio-divina-groepje, bijeen voor de adventstijd, stuitten we gisteren op de volgende vraag. in de lezing uit Jesaya 40 staat de beroemde passage: Hoor, een stem roept: ‘Baan voor de Heer een weg ...' . wij vroegen ons af: van wie is toch die stem ('een stem')?. het is overduidelijk niet Jesaja zelf en later is deze tekst verbonden aan Johannes de doper. maar op wie (of wat) doelt Jesaja hier eigenlijk?
Maleachi 3,1: "onverwacht zal de Heer, naar wie wordt uitgezien, naar zijn tempel komen. Hij is de boodschapper van Gods beloften."
Verwijderentip: een prachtige uitdieping van het schilderij 'de prediking van Johannes' van Pieter Bruegel de oude vind je hier:
BeantwoordenVerwijderenhttps://artsandculture.google.com/story/bAJSioVQiq9fIw?hl=nl
Homilie van mgr Lode Van Hecke op deze zondag (deel 1)
BeantwoordenVerwijderen"Begin van de Blijde Boodschap van Jezus Christus, de Zoon van God”
Beste zusters en broeders, dit is de plechtige opening van het hele
Marcusevangelie. Groots. Een ouverture, waarin het hoofdthema wordt
ingeluid in één zin, helemaal in crescendo. Begin. Een nieuw en
veelbelovend begin. Het begin van een nieuwe schepping. Een nieuwe
mens. Wie is hij? Hij is op zich al die goede, vreugdevolle, blijde
Boodschap. Wie is hij? Jezus. De lang verwachte Redder (Christus,
Messias). De Zoon van God. Eigenlijk is alles gezegd. En we zullen een
evangelie lang, de lengte van een boek, een leven lang, ontdekken, ervaren
wat dat betekent. Wat de betekenis is op zich. Maar vooral: wat het
betekent voor ons.
Het klinkt als een belofte. Voor de gelovige: een gehouden belofte. Voor
allen een belofte die ook op de proef wordt gesteld. Vooral vandaag. Waar
is de Redder? De Messias? De Zoon van God? Aan ons om het antwoord
te horen. Maar horen is ook een gave. En wat horen we? “Hij zal u dopen
met de heilige Geest”.
Sommigen beschouwen het getuigenis van de Bijbel als een mythe, een
lang Sinterklaasverhaal voor kinderen. Ze reageren vaak niet eens. Of
misschien geërgerd. Het is niet steeds hun schuld. Hoe zou het anders
kunnen als het geloof van sommige christenen de kinderschoenen niet
ontgroeid is? Of anders nog als in onze maatschappij de wereldvisie
verengd wordt tot zelf opgelegde grenzen, in de naam van de
wetenschap of om welke reden ook. Iedereen heeft zijn
Sinterklaasverhaal. Men is “kind van zijn tijd”.
Homilie van mgr Lode Van Hecke op deze zondag (deel 2)
BeantwoordenVerwijderenOf zijn we misschien net … te weinig kind, en dus verkeerdelijk
volwassen? Niet kind meer genoeg om wat dan ook te verwachten? Ja, die
Blijde Boodschap: je moet het maar geloven. Je moet inderdaad alleen…
geloven! Ook vandaag nog. Precies als je geloof op de proef gesteld
wordt. Door ziekte, lijden, ontgoocheling. Als wereldwijd de horizon
gesloten lijkt, klinken de woorden van Jesaja: “Troost, troost toch mijn Stad
– zegt uw God. Spreek moed in.” Ook dat was een radicaal nieuw begin
voor een volk dat nog in ballingschap leefde. Woorden van tweeduizend
vijfhonderd jaar geleden, gericht tot gedeporteerden, arm en ontheemd.
Maar zij hebben het geloofd. En dankzij dat geloof was het inderdaad een
nieuw begin. En dankzij hun geloof werd dat volk – dat beproefde volk
aan de rand van de wanhoop – een vreugdebode. Voor ons. Een heraut
die roept: “Uw God is op komst. Als een herder zal Hij zijn schapen weiden.
Hen met zachte hand geleiden.” Is dat een droom die doet inslapen? Neen.
Het is een oproep tot gerechtigheid! In naam van onszelf – ons authentiek
mens-zijn. In naam van onze medemensen – niemand is een eiland,
niemand bestaat voor zichzelf. Vandaag voeg ik eraan toe: in naam van
onze kinderen – van hen die na ons komen. We zijn hen hoop
verschuldigd. Zij kijken naar ons. We kunnen hun ogen niet ontwijken.
Kinderogen hebben iets speciaals. Ze kijken blij en onbevangen. Of
tragisch, droef. Sommige kinderen staren je hard en meedogenloos aan,
als ze misvormd zijn of misbruikt. Wie komt voor hen op? Wie geeft hen
toekomst?
Allen zijn welkom. Alle kinderen. Zonder uitzondering. Als we dat doen,
dan zijn we voor hen een belofte van gerechtigheid. Heel realistisch. Geen
commerciële Sinterklaas. Veel meer dan Sinterklaas. Dan zijn we als Jezus,
zonen en dochters van God. Redder. Vreugdegezant. We moeten echt
niet wachten tot we daar helemaal klaar voor zijn. Maar ook niet tot het
ons in de schoot wordt geworpen. Dat zou pas kinderachtig zijn.
Infantiel. We hoorden in de antwoordpsalm na de eerste lezing: “Genade
en waarheid ontmoeten elkaar; de vrede omhelst de gerechtigheid. Waarheid
ontspruit uit de aarde, gerechtigheid ziet uit de hemel neer.” We krijgen het.
Maar we moeten ook doen. Trouw en erbarmen, vrede en recht. Dat alles
is onze zaak, broeders en zusters, vrienden die naar ons luistert of
meebidt. We kunnen het niet op anderen afschuiven. We hebben het
recht niet, al was het maar voor onze kinderen, voor hen die op ons
volgen, die na ons komen. Maar als we het doen, daar waar we kunnen,
hoe klein en bescheiden ook, of moedig en gedurfd, misschien zelfs groot
(uitzonderlijk), “dan schenkt de Heer ons zijn zegen / en draagt ons land rijke
vrucht. Dan zal voor Hem uit gerechtigheid gaan / en voorspoed zijn schreden
volgen”. Dit is geen kinderdroom en ook geen Sinterklaasverhaal.
Beste vrienden, al wat hier gezegd is zit al vervat in deze
eucharistieviering. Voor wie gelooft en zijn hart openhoudt als een kind,
wordt het gegeven om het te doen.
Bisschop Lode Van Hecke