woensdag in week 1 advent
De rots waarover het evangelie spreekt, is Christus zelf. Bedoeling en roeping is ons ‘huis’ te bouwen op Hem. Dit ‘huis’ zal niet instorten, opdat Christus het fundament zal zijn van ons bestaan.
Wat niet wil zeggen dat er tegen het huis niet gebeukt zal worden. Dat zal het zeer zeker wel. Maar het huis, de bewoners, zullen steeds de ondergrond, de rots, Christus, in her-innering houden, in de zin dat ze zich in Hem genesteld hebben, verankerd, innig met Hem verbonden. Men draagt de Heer als een innerlijk fundament waarop ze in vertrouwen bouwen.
Op Christus mogen ze vertrouwen dat datgene wat tracht in te beuken niet de macht heeft de ziel te schaden. Oh ja, misschien wel het lichaam, en vele andere dingen. Maar niet de ziel. Want die is vervuld met de Heer, die ziel is bewoond, en wie zich toevertrouwt aan deze Bewoner – Christus - mag zich veilig weten.
Veilig… niet door zich te verbergen voor de wereld, met religieuze sfeertjes ergens in een hoekje; een soort cocooning met geloofsgenoten. Nee, door Jezus te baren doorheen vele vormen van goeddoen in de wereld. Of anders gezegd: door de wil te doen van de Vader. Jezus is daar heel duidelijk over in het evangelie vandaag: 'Niet iedereen die “Heer, Heer” tegen mij zegt, zal het Koninkrijk van de hemel binnengaan, alleen wie handelt naar de wil van mijn hemelse Vader.'
Laat dit laatste niet een soort krachtpatserij worden van onzentwege. Christus zelf zal de genade verlenen gehoor te kunnen geven aan Gods wil. Al vraagt het wel een duidelijke keuze van ons. Maar het vraag ook groei; groei in Christus, zodat Hij door ons heen kan leven en werken.
Het vraagt groei die we allen moeten doorgaan, met vallen en opstaan, in licht en duisternis, in tijden van innerlijke weelde en tijden van barre droogte. Je verlaten op de Heer is immers geen vanzelfsprekendheid. De groei die Hij aanbiedt is gewoonlijk niet de weg die wijzelf zouden kiezen. Gods wegen zijn de onze niet. Gehoorzaamheid, gehoor geven aan de stem van de Heer, die weg bewandelen die Hij met je wilt gaan, is niet vanzelfsprekend, verre van. Het vraagt een diep innerlijk afsterven aan je eigen ‘ik’ dat zo graag zijn leven zelf in handen wilt nemen. Armen van geest, waartoe we allen geroepen zijn, zijn zij die de kunst verstaan zich innerlijk geheel en al toe te vertrouwen aan de Heer. Het zijn zij die kunnen zeggen: ‘Gij, mijn God, mijn Al’, om van daaruit te leven en werkzaam te zijn in de wereld.
Deze weg, waartoe het evangelie oproept, is een weg die in de diepte zeer mooi is. Maar zoals gezegd, het is geen vanzelfsprekende weg, en het gevaar is reëel dat we, als het lastig wordt, de moed gaan opgeven, en dat we ophouden met bidden of daarin verslappen. Of nog erger: dat we weglopen of wegdrijven van de Heer en onze roeping. Wat ten diepste jammer zou zijn.
Een ander gevaar bestaat er in dat we gaan denken deze tocht niet aan te kunnen. Wie in dit donker straatje belandt laat zich niet leiden door de stem van de Heer, maar door andere stemmen die niets met de Heer te maken hebben.
‘Ja’ zeggen tot God is in het zachte vuur van de Geest gaan staan. Het is toelaten dat Gods vuur je teder opneemt in zijn eigen vlammen om je binnen te leiden in het grote ‘ja’ van de Heer.
Deze weg is voor ieder weg gelegd. Zeer zeker.
Roeping is en blijft Blijde Boodschap. Jezus roept niet wanneer we het niet zouden aankunnen. Wat Hij wilt is ons volwassen maken in het geloof. Hij wil ons losweken van ons ikje dat z’n eigen weg wil gaan, Hij wil een ‘ik’ laten geboren worden dat zich toevertrouwt aan Hem en waarmee Hij de weg wilt gaan die God voor ons droomt. Dat ‘ik’ is ons meest waarachtige ‘ik’; het is het ‘ik’ waarvan God heeft gezegd dat Hij het geschapen heeft naar zijn beeld en gelijkenis. Het is het 'ik' dat gezonden wordt in de wereld om Gods wil te volbrengen.
Laat ons bouwen op Christus; onze levensrots.
kris
Er zal een lied gezongen worden in het land van Juda. En dat lied zegt dat ze een sterke stad hebben met de bescherming van de Heer als muur en wal. De rechtvaardigen mogen er binnentreden en wonen, zij die de Heer trouw zijn gebleven. God is een rots die de eeuwen trotseert. God vernedert de hooggelegen vestingen, zij die op zichzelf vertrouwen. Ze worden gewoon vertrapt onder de voeten van de armen en zwakken. Hoe komt dat toch? Hoe kan dat? Dat kan als mensen God de Heer laten zijn over hun leven. En dat Heer-zijn van God is liefde. Als mensen leven in de liefde, onderdrukken ze niet meer, ze verheffen zich niet boven de anderen. En de armen en zwakken worden gerespecteerd en gewaardeerd. Een kind dat gepest wordt op school, kan het aan als het een goede thuis heeft die het opvangt. Een zieke in het ziekenhuis, een bejaarde in een woonzorgcentrum voelt zich sterk als hij of zij zich gedragen weet door familie en personeel. Dat dragen is toch zo belangrijk. Bijbelcitaat heeft in deze Advent als leidmotief ‘dragen en baren’. Als wij de anderen dragen, zullen we hen ook baren. We maken hen tot kind van God, teer bemind. Dat maakt Jezus waar. Jezus brengt de liefde, de liefde van God. Jezus heerst niet, Jezus veroordeelt niet, Jezus onderdrukt niet. Jezus draagt. En Jezus baart: de mensen die Hij draagt, worden met Hem zoon, dochter van God. Maar het volstaat niet ‘Heer, Heer’ te roepen tot Hem. Je moet ook de wil van God doen. En Gods wil is precies dat, dat we dragen en baren. Dat we de andere, elke andere, promoveren in de liefde en hem of haar dus tot kind van God maken. Daarvoor moeten we bidden en beminnen, zei onze paus onlangs nog. Bidden alleen is niet voldoende. Je gebed moet gestalte krijgen in de liefde. Maar naastenliefde alleen is ook niet voldoende, omdat ze zonder gebed en zonder de bescherming van God geen standhoudt. Het lied van Juda was: ‘We hebben een sterke stad omdat God haar draagt en beschermt’. En zo moet ook ons leven zijn: een leven in de liefde die elke andere draagt en baart, zichzelf laat worden, een kind van God laat zijn. Als dan de stormen en de aanvechtingen komen, vermogen ze niets tegen ons. We zijn sterk want God draagt ons op Zijn schouders, ja, door storm en ontij heen. Een samenleving, een gemeenschap, een gezin zijn maar een echte en hechte samenleving, als ze bidden en liefhebben. Dan wordt recht gedaan aan God én aan de mens, dan kunnen wij tegen een stootje.
BeantwoordenVerwijderenwat mij vandaag raakte in de evangelielezing was deze herhaling: 'Wie deze woorden van mij hoort en ernaar handelt, kan vergeleken worden met een verstandig man, die zijn huis bouwde op een rots." en "En wie deze woorden van mij hoort en er NIET naar handelt, kan vergeleken worden met een onnadenkend man, die zijn huis bouwde op zand.
BeantwoordenVerwijderenvaak wordt deze vergelijking van Jezus uitgelegd als 'de rots dat is Gods Woord, het geloof, de kerk, of Jezus', maar als je goed leest staat er eigenlijk dat Jezus het HANDELEN naar zijn woord vergelijkt met het bouwen van een huis op rotsgrond is. Dus dat huis dat gebouwd wordt dat kan dan wel de kerk, het lezen van de Bijbel, het geloof in Jezus etc. zijn maar het handelen ernaar, dát is de stevige ondergrond waarop gebouwd wordt. het is tenslotte ook 'onnadenkend' (ander vertalingen geven vaak 'dwaas') te noemen om van alles te geloven, te lezen en te bouwen maar daar vervolgens niet naar te handelen. laten we dat goed in onze oren knopen in deze advent van 'dragen en baren'!