zondag 27 door het jaar - C
De overweging van deze zondag is van de hand van Frans Mistiaen, sj
De knechten- en meidenmentaliteit is een beetje de mentaliteit van onze tijd geworden: "Voor wat hoort wat! Niks voor niets!" hoor je dikwijls zeggen. Het is evident dat wij mogen eisen dat wij rechtvaardig worden betaald voor ons gepresteerde werk. Maar het wordt gevaarlijk als wij deze houding van vergoeding eisende en betaalde knechten of meiden gaan uitbreiden tot alle andere domeinen van ons leven. "Voor wat, hoort wat!" kan nooit de grondtoon worden van het leven van een gelovig christen. Want heel snel weerklinken dan nog alleen de harde klanken van onbarmhartigheid tegenover de zwakkeren. Als "Niets voor niets" wordt gedaan, dan kunnen sommigen inderdaad niet mee: de zieken, de gehandicapten, de bejaarden, de armen. Er zijn in onze maatschappij mensen die uiterlijk nooit een even grote tegenprestatie zullen kunnen bieden voor wat voor hen wordt gedaan.
Als reactie tegen die mentaliteit, waar men eist dat zo vele dingen steeds met klinkende munt worden betaald, zien wij dat vele christenen zich spontaan en onbetaald inzetten voor zwakkeren. Er is ontzaglijk veel goede wil en belangeloze dienstbaarheid te merken bij jongeren die gratis gehandicapten helpen, bij volwassenen die zich in de parochie onbetaald inzetten voor ziekenbezoek of armenhulp, bij grootouders die hun kleinkinderen opvangen. Het kan inderdaad niet zijn dat wij, naast onze betaalde arbeid, geen enkele tijd en ruimte meer zouden vinden voor belangeloos dienstwerk. Zich gratis inzetten voor anderen is een kenmerk van elke gelovige die leeft vanuit de christelijke inspiratie. Elke christen heeft, naast zijn vele betaalde prestaties, ergens een domein waar hij hulp biedt, zonder vergoed te worden.
Op zekere dag had een moeder aan haar 12-jarige zoon Jan enkele kleine karweitjes gevraagd. Jan had het allemaal netjes gedaan, maar hij vond het toch een beetje teveel. Hij kwam op het idee om voor deze karweitjes een kleine vergoeding te vragen. Want 's anderendaags vond moeder naast haar handtas op de kast een blaadje papier, waarop Jan had geschreven: "1 x boodschappen gedaan: een halve euro; 2 x geholpen om af te drogen bij de afwas: 80 cent; 1 x bier in de frigo aangevuld: 30 cent... enz." Een hele lijst. Als totaal stond onderaan: "vergoeding: 2 euro en 40 cent." Getekend: Jan. Moeder bekeek de voorgeschotelde rekening zeer aandachtig, glimlachte minzaam, haalde haar geldbeugel boven en betaalde zonder iets te zeggen aan Jan precies 2 euro en 40 cent uit. Maar als Jan 's avonds op zijn kamer kwam, vond hij op zijn hoofdkussen ook een rekeningetje, waarbij moeder had genoteerd: 1 x per week, gedurende 12 jaar = 624 x gewassen en gestreken, 3 x per dag, gedurende 12 jaar = 13.140 x eten klaar gemaakt, ...enz. Alleen had zij er telkens bijgeschreven: "vergoeding: 0 euro 0 cent, totaal: 0 euro, 0 cent." Getekend: Moeder. Die dag had Jan iets begrepen, nl. dat liefde tussen mensen eigenlijk onbetaalbaar is.
En toch vervallen ook wij soms nog in die oude kwaal om rekensommetjes te maken, hetzij tegenover de mensen die ons liefhebben, hetzij tegenover onze God die de Liefde Zelf is: "Ik doe zoveel voor u... Moet Gij nu dan niets voor mij doen?" Van die metende en berekenende knechten- en meidenmentaliteit wil de Heer ons nu juist genezen.
Wanneer gij alleen maar alles gedaan hebt wat u werd opgedragen, zeg dan, zoals het hoort: "Nu zijn wij gewoon maar knechten,
want wij hebben alleen maar onze plicht gedaan." Maar eigenlijk moeten wij weten dat de Heer van ons veel méér vraagt dan alleen maar te doen wat ons werd opgedragen. Hij toont ons ook vandaag weer dat Hij méér wil zijn dan een Meester van plichtsgetrouwe knechten, want Hij nodigt ons uit aan Zijn tafel en gaat rond om ons te bedienen als Zijn vrienden. Hij schenkt Zichzelf totaal aan ons weg. En in zulk een relatie durft Hij natuurlijk van ons ook méér vragen. Oorspronkelijk, van nature uit, zijn wij inderdaad slechts beloning-eisende knechten. Maar Hij, de Heer, wil ons tot Zijn vrienden maken, dwz. tot mensen die niet de neiging hebben om te meten en te berekenen als zij iets voor een ander doen, maar die gul zijn, zonder te tellen.
Tegenover God kunnen wij eigenlijk nooit een dienst verrichten met aanspraak op enige vergoeding. Want God heeft ons zo bovenmatig lief. En juist zijn gratuite liefde maakt ons tot vrienden, die Hem, dankbaar en edelmoedig, onze gulle wederliefde willen tonen.
Waarlijk gelukkig zijn wij, wanneer wij ons niet willen gedragen als knechten en meiden, maar als vrienden en vriendinnen van de Heer, die veel willen doen voor Hem en voor anderen, gratis en graag!
De knechten- en meidenmentaliteit is een beetje de mentaliteit van onze tijd geworden: "Voor wat hoort wat! Niks voor niets!" hoor je dikwijls zeggen. Het is evident dat wij mogen eisen dat wij rechtvaardig worden betaald voor ons gepresteerde werk. Maar het wordt gevaarlijk als wij deze houding van vergoeding eisende en betaalde knechten of meiden gaan uitbreiden tot alle andere domeinen van ons leven. "Voor wat, hoort wat!" kan nooit de grondtoon worden van het leven van een gelovig christen. Want heel snel weerklinken dan nog alleen de harde klanken van onbarmhartigheid tegenover de zwakkeren. Als "Niets voor niets" wordt gedaan, dan kunnen sommigen inderdaad niet mee: de zieken, de gehandicapten, de bejaarden, de armen. Er zijn in onze maatschappij mensen die uiterlijk nooit een even grote tegenprestatie zullen kunnen bieden voor wat voor hen wordt gedaan.
Als reactie tegen die mentaliteit, waar men eist dat zo vele dingen steeds met klinkende munt worden betaald, zien wij dat vele christenen zich spontaan en onbetaald inzetten voor zwakkeren. Er is ontzaglijk veel goede wil en belangeloze dienstbaarheid te merken bij jongeren die gratis gehandicapten helpen, bij volwassenen die zich in de parochie onbetaald inzetten voor ziekenbezoek of armenhulp, bij grootouders die hun kleinkinderen opvangen. Het kan inderdaad niet zijn dat wij, naast onze betaalde arbeid, geen enkele tijd en ruimte meer zouden vinden voor belangeloos dienstwerk. Zich gratis inzetten voor anderen is een kenmerk van elke gelovige die leeft vanuit de christelijke inspiratie. Elke christen heeft, naast zijn vele betaalde prestaties, ergens een domein waar hij hulp biedt, zonder vergoed te worden.
Op zekere dag had een moeder aan haar 12-jarige zoon Jan enkele kleine karweitjes gevraagd. Jan had het allemaal netjes gedaan, maar hij vond het toch een beetje teveel. Hij kwam op het idee om voor deze karweitjes een kleine vergoeding te vragen. Want 's anderendaags vond moeder naast haar handtas op de kast een blaadje papier, waarop Jan had geschreven: "1 x boodschappen gedaan: een halve euro; 2 x geholpen om af te drogen bij de afwas: 80 cent; 1 x bier in de frigo aangevuld: 30 cent... enz." Een hele lijst. Als totaal stond onderaan: "vergoeding: 2 euro en 40 cent." Getekend: Jan. Moeder bekeek de voorgeschotelde rekening zeer aandachtig, glimlachte minzaam, haalde haar geldbeugel boven en betaalde zonder iets te zeggen aan Jan precies 2 euro en 40 cent uit. Maar als Jan 's avonds op zijn kamer kwam, vond hij op zijn hoofdkussen ook een rekeningetje, waarbij moeder had genoteerd: 1 x per week, gedurende 12 jaar = 624 x gewassen en gestreken, 3 x per dag, gedurende 12 jaar = 13.140 x eten klaar gemaakt, ...enz. Alleen had zij er telkens bijgeschreven: "vergoeding: 0 euro 0 cent, totaal: 0 euro, 0 cent." Getekend: Moeder. Die dag had Jan iets begrepen, nl. dat liefde tussen mensen eigenlijk onbetaalbaar is.
En toch vervallen ook wij soms nog in die oude kwaal om rekensommetjes te maken, hetzij tegenover de mensen die ons liefhebben, hetzij tegenover onze God die de Liefde Zelf is: "Ik doe zoveel voor u... Moet Gij nu dan niets voor mij doen?" Van die metende en berekenende knechten- en meidenmentaliteit wil de Heer ons nu juist genezen.
Wanneer gij alleen maar alles gedaan hebt wat u werd opgedragen, zeg dan, zoals het hoort: "Nu zijn wij gewoon maar knechten,
want wij hebben alleen maar onze plicht gedaan." Maar eigenlijk moeten wij weten dat de Heer van ons veel méér vraagt dan alleen maar te doen wat ons werd opgedragen. Hij toont ons ook vandaag weer dat Hij méér wil zijn dan een Meester van plichtsgetrouwe knechten, want Hij nodigt ons uit aan Zijn tafel en gaat rond om ons te bedienen als Zijn vrienden. Hij schenkt Zichzelf totaal aan ons weg. En in zulk een relatie durft Hij natuurlijk van ons ook méér vragen. Oorspronkelijk, van nature uit, zijn wij inderdaad slechts beloning-eisende knechten. Maar Hij, de Heer, wil ons tot Zijn vrienden maken, dwz. tot mensen die niet de neiging hebben om te meten en te berekenen als zij iets voor een ander doen, maar die gul zijn, zonder te tellen.
Tegenover God kunnen wij eigenlijk nooit een dienst verrichten met aanspraak op enige vergoeding. Want God heeft ons zo bovenmatig lief. En juist zijn gratuite liefde maakt ons tot vrienden, die Hem, dankbaar en edelmoedig, onze gulle wederliefde willen tonen.
Waarlijk gelukkig zijn wij, wanneer wij ons niet willen gedragen als knechten en meiden, maar als vrienden en vriendinnen van de Heer, die veel willen doen voor Hem en voor anderen, gratis en graag!
Bij het voorbereiden van mijn homilie voor vandaag, was ik ook te rade gegaan bij P. Mestiaen. Het valt mij op in zijn commentaar dat hij het heeft over de parabel van de knecht die thuiskomt van zijn werk, terug bij zijn baas. Hij mag niet vragen om zijn loon. Ik denk dat het in de lezingen van deze zondag eerder gaat over het volhouden in het geloof en het gebed. Habakuk zegt al dat ook als je moet wachten op de verhoring van je gebed om vrede, dat je moet vasthouden aan het visioen: God komt zeker, ja Hij komt beslist. M.a.w. je gebed wordt vroeg of laat verhoord. Ook in het evangelie van deze zondag gaat het daarover: vlak vóór de vraag van de leerlingen, heeft Jezus gezegd dat ze hun broer altijd opnieuw moeten vergeven; zelfs als hij 7 x per dag tegen je misdoet, maar hij zegt telkens weer 'sorry, het spijt me', dan moet je hem telkens weer vergeven, zegt Jezus. Dat vinden de leerlingen niet houdbaar. 'Heer, zeggen ze, 'geef ons meer geloof, want wat Gij daar vraagt, dat kunnen we niet'. Dan zegt Jezus: 'Je hebt geloof genoeg. Al is je geloof klein als een mosterdzaadje, het zou die stevig gewortelde boom (symbool van je moeilijkheden) kunnen verplaatsen in zee. Laat het zaadje van je geloof wortelschieten in de grond van je hart, laat het groeien naar het licht van God, en je moeilijkheden zullen wegsmelten als sneeuw voor de zon, ook al lijken je moeilijkheden zo hoog als hoge bergen. En dan komt de parabel over de terugkerende knecht. Die moet niet zomaar toetasten en aan tafel gaan. Eerst moet hij zijn heer bedienen. Jezus wil, daarmee zeggen: Je moet blijven bidden en geloven, maar tegenover God heb je geen rechten. Je kunt God dus niet dwingen. God is niet verplicht je te geven wat je vraagt. Toch geeft Hij altijd Zijn liefde, Zijn Zoon, Zijn woord en Zijn sacrament in de eucharistie. De tweede lezing lijkt daarbij aan te sluiten: Je moet niet bang zijn voor God, geen vreesachtigheid ( in de officiële vertaling). Wakker het vuur aan van de H. Geest die in je kwam bij doop en vormsel. Dus: Blijf geloven, blijf bidden, blijf vragen, blijf hopen. God is trouw. Alles verandert, maar God niet. God blijft Zijn mensen trouw, ook al heeft Hij Zijn tijd. Maar wij, mensen, willen alles direct.
BeantwoordenVerwijderenals ik zo vrij mag zijn: het is P.Mistiaen (niet Mestiaen).
VerwijderenJezus vraagt ons om elkaar te vergeven.
BeantwoordenVerwijderenWat we daarvoor nodig hebben is het nederig besef dat we zelf ook vergeven worden en gevoed worden en niet bij machte zijn om wonderen te verrichten.
Als ik een geloof zou hebben dat sterk genoeg is om een wonder te verrichten, dan zou ik me waarschijnlijk superieur beginnen voelen - baas ipv dienaar. En dan zou ik zelf beginnen verwachten om bediend en gehoorzaamd te worden En met dat (eisend) zelfbeeld zou ik niet in staat zijn om mijn broeder 7 x 70 keer te vergeven. Ik zou de rollen beginnen omdraaien : ik zou God beginnen gebruiken om mijn leven aangenaam te maken.
Alleen als ik nederig blijf – zoals echte dienaars – alleen dan kan ik keer op keer blijven verdragen en blijven geven en vergeven
Jezus erkent dus de kracht van het geloof : je kan er bergen mee verzetten.
Maar Jezus erkent ook het gevaar van die kracht : je kan er hoogmoedig door worden.
Vergeven is geen krachttoer, geen wonder van geloof, maar een daad van nederigheid.
Heer mijn God, ik zie af van mijn wil, omwille van de Uwe.
BeantwoordenVerwijderenEnkel mensen die de heiligheid nastreven durven van harte deze woorden richten tot God:'Ik zie af van mijn wil,omwille van de Uwe'.
BeantwoordenVerwijderenZal ik ooit durven stil te blijven staan bij deze woorden?en ze van harte uitspreken?
Proficiat Stefan,bidt voor mij arme zondaar.
Zoals de leerlingen van Jezus, stamel ik : " Heer geef mij geloof !"Geloof dat Hij in mij is !
BeantwoordenVerwijderenGeloof dat Hij in elk is ! Geloof dat misschien zoekend is ! Geloof ondanks het niet ervaren !
Maar innerlijk gegrepen zijn, door iets dat LIEFDE en BARM-HART-IG is=zijnde !!