Christus Koning - A

Vandaag luisteren we naar woorden van de hand van broeder Wiro, een Trappist uit Zundert.

Het zal je maar gezegd worden, zusters en broeders, een abt die je bij hem op de kamer roept en tegen je zegt: broeder, je kan zo mooi over Jezus praten, maar probeer Hem eens te ontmoeten in clochards, daklozen en zwervers. Hij stuurde mij met een medebroeder naar Lyon om te midden van hen te ontdekken waar het evangelie vandaag over spreekt: ‘Wat je aan de minste der mijnen hebt gedaan heb je aan Mij gedaan.’ Ik kan u verzekeren: dat is niet altijd zo gemakkelijk. Mensen met luizen, gevuld met alcohol en met zoveel onderlinge agressie lijken niet direct op Jezus. En toch, we zeiden het steeds tegen elkaar: c’est le Christ! Hij is Christus! Ik heb daar het evangelie een beetje leren ontdekken.

Maar, zusters en broeders, wanneer Jezus ons vandaag zegt: Ik was hongerig, ik had dorst, was naakt, een vreemdeling, een zieke of gevangene en waar was jij om mij te helpen, dan hoeven we niet naar verre streken te gaan om dat in werkelijkheid te beleven. Christus, onze Koning, die wij nu vieren, verbergt zich nog steeds achter het gelaat van de ander met wie wij hier vlak bij ons iedere dag leven.
De joodse filosoof Emmanuel Levinas maakte ons bewust dat er in het gelaat van de ander een beroep op ons gedaan wordt dat van Omhoog naar ons toe komt. Het is de vraag: mag ik in je leven binnen komen? Kan jij voor mij een thuis zijn waar ik met mijn nood terecht kan? Uiteindelijk nood aan liefde waar iedere mens om vraagt.

Het evangelie is zo dichtbij, en toch: wij blijven er mooi over praten, ik net zo goed. Steeds opnieuw moeten onze ogen en harten opengaan om dat te zien en ook toe te laten.
Is het niet vaak onze partner met wie wij samen wonen? Wat kan hij of zij soms moeilijk zijn. Kinderen die al je energie uitputten of je later in de steek laten. Kunnen we elkaar dan nog met beproefde liefde vasthouden?
Ik ben je broeder, je zuster, je naaste naaste! Het heeft geen zin te zeggen dat je de hele mensheid liefhebt wanneer je de eerste mens die je tegenkomt niet ziet staan.

De bekende pater Jan van Kilsdonk, reeds overleden, verstond de kunst om mensen echt te ontmoeten. Hij leefde vanuit zijn open hart. Hij zei eens dat wanneer je mensen die je tegenkomt begroet, ja, gewoon zelfs op straat, dat je hen dan ook zegent en dus vanuit God aanraakt. Je kan elkaar passeren als een ijskast die alleen maar koud maakt of je zièt de ander en geeft hem de zegen van een groet, hoe stil misschien ook. Een teken van aandacht en verbondenheid, een glimlach of een woordje dat licht en warmte geeft. Wanneer het om de hongerige en dorstige gaat, dan is het de mens naast je die honger en dorst heeft naar dat beetje aandacht en liefde. De zieke die je opzoekt en nabij bent, maar ook vaak in eenzaamheid op je wacht, want ja, we hebben het allemaal zo druk! De naakten, we komen ze hier op straat niet zo tegen, maar het zijn wel de mensen die wij beroven van hun goede naam door te roddelen of roddels niet tegen te spreken. Vreemdelingen, zij zijn er genoeg onder ons en wij moeten voor hun welzijn opkomen, maar de vreemde kan ook de broeder of zuster zijn, die anders is dan wij of gewoon anders denkt dan wij. Hoe gemakkelijk gaan we hem of haar uit de weg of gunnen we hen geen ruimte om zichzelf te zijn.

Het gaat in ons leven niet zo gauw om grote dingen, maar om heel eenvoudige dingen. We hoeven niet allemaal een moeder Teresa, een abbé Pierre of zuster Emmanuelle te zijn die heel hun leven hebben ingezet voor de armsten der armen. Maar wanneer Jezus hier in zijn laatste grote redevoering bij Matteüs over het laatste oordeel spreekt, heeft Hij het bepaald niet over kerkelijke wetten en het onderhouden van allerlei menselijke regels, hoe zinvol die ook kunnen zijn, maar over één grote vraag: wat heb je voor de geringste van mijn broeders en zusters gedaan? De grote mystieke kerkleraar Sint Jan van het Kruis beweerde dat we uiteindelijk geoordeeld worden naar onze liefde. Niet of we wel de juiste godsdienst volgden en zoals dit evangelie laat zien of we bewust waren dat we Christus zèlf dienden met die liefde. Ze vroegen toch: wanneer hebben wij u hongerig en dorstig gezien, ziek of in de gevangenis, of vreemdeling en hebben we u geholpen of zelfs niet verzorgd? Christus blijkt in ons gewone leven met elkaar niet direct het voorwerp van een bewust geloof te zijn, maar van concrete aandacht en liefde.

Jezus aanvaardt in het vervolg op dit evangelie- verhaal de weg van zijn lijden en dood. Het is Zijn teken van liefde tot het uiterste voor ieder van ons. Christus, onze Koning, openbaart zich hier in een lijdende Dienaar. En tot het einde der tijden zal hij zo onder ons aanwezig blijven. Het is aan ons om Hem in het gelaat van de ander te ontdekken. Een verborgen vraag dat vraagt om een daadwerkelijk antwoord.

Reacties

  1. Ik heb vaak arme en heel arme mensen ontmoet bij hooggeschoolden. Het zijn mensen die
    denken dat ze onvoldoende erkenning krijgen om hun diploma's. Gelukkig is de mens niet waard wat zijn diploma's waard zijn maar is het wat de Heer van van ons verwacht. Volgens
    mij is dat een warm hart voor elkeen die op onze levensweg komt...

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Blij om dit getuigenis te lezen van br. Wiro. In 1975 volgde ik een retraite van hem in zijn thuisabdij van Zundert. Mooie herinneringen...

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten