7e paaszondag - B

De overweging van vandaag is naar woorden van Frans Mistiaen, sj.

Tussen Hemelvaart en Pinksteren beleeft de jonge Kerk een sterke groeitijd. Jezus is naar de Vader en zijn beloofde Geest moet nog komen. Dan verzamelt het kleine groepje leerlingen zich rond Maria. En wat doen zij? Zij bidden veel samen en zij vertellen opnieuw al hun verhalen over Jezus. “Weet gij het nog toen Hij op de berg de broden deelde... En weet ge het nog toen Hij aan het meer vertelde...”
Zij gedenken en bidden. En zij worden bemoedigd door de getuigenissen van diegenen die komen zeggen dat ook zij de verrezen Heer hebben ontmoet en dat ook zij nu echt in Hem geloven.
De jonge Kerk wordt geboren en groeit, in gebed en viering met Maria in hun midden.

In hun herinnering leefden zeker de afscheidswoorden die Jezus tot hen had gesproken aan tafel in de bovenzaal, op die eerste Witte Donderdag. Jezus had toen gebeden dat zijn leerlingen zouden bewaard blijven voor het kwaad. Hij bad dat zij niet zouden vluchten uit de wereld, om een soort religieuze fanatici te worden, maar dat zij, geïntegreerd in de wereld en er toch niet volledig door opgeslorpt, verbonden zouden blijven met de Vader.

Een christen beleeft inderdaad onvermijdelijk een innerlijke spanning en strijd. Onze prachtige wereld is een schepping van God en dus fundamenteel goed. Maar anderzijds maakt de vrijheid van de mens van deze mooie droom van God dikwijls een wereldje van kleinmenselijk eigenbelang en egoïsme. Een christen zal zich dus nooit kritiekloos vereenzelvigen met alles wat de wereld hem aanbiedt. Hij zal dankbaar blijven voor al de tekenen van goedheid die hij aan alle kanten bespeurt, maar hij zal de strijd aanbinden tegen alle vormen van zelfzucht, die als onkruid tussen de tarwe onvermijdelijk mee opschiet. Onpartijdigheid bestaat hier niet. Wie niet attent is en niet reageert, wordt meedogenloos meegesleept en altijd langs één kant: de kant van de gemakzucht en het eigenbelang.

Jezus heeft gebeden dat zijn leerlingen te midden van de wereld in de liefde zouden blijven; biddend en zorgend voor de naaste, dichtbij en ver af. En het is zich geven, in de diepe religieuze betekenis van het woord.

De aanwezigheid van Maria in deze groep biddende leerlingen was belangrijk voor de stille groei van de jonge Kerk. Zij was een en al beschikbaarheid, gave aan God, biddend, present onder de leerlingen. Met haar zullen ze de beloofde Geest ontvangen met Pinksteren.

Reacties

  1. De aanwezigheid van Maria is de stille steun om de Geest te kunnen verwachten

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten