zondag 4 in de paastijd - C
Geliefde mensen,
je herinnert je waarschijnlijk nog enkele jaren geleden hoe paus Franciscus na zijn bezoek aan het vluchtelingenkamp op Lesbos in Griekenland twaalf vluchtelingen (waaronder enkele kinderen) mee naar Rome heeft genomen voor onderdak. De gemeenschap van Sant-Egidius zou verder voor hen zorgen. Twaalf mensen die land en goed hebben achtergelaten op zoek naar, en in de hoop op, een beter leven. Met vele duizenden zijn ze. Vandaag ook afkomstig uit Oekraïne. Het zijn gekwetste schapen, op de vlucht voor de ‘boze wolf’, verlangend naar vrede, rust, eten en onderdak. In het geval van de twaalf vluchtelingen uit Lesbos destijds heeft herder paus Franciscus hen opgemerkt en opgepikt, en hen gebracht naar een schaapstal waar het goed is om te vertoeven. En dat is de Sant-Egidiusgemeenschap zeer zeker!
Lieve mensen, je kan vanuit het evangelie van vandaag, en het stukje dat we lazen uit de Openbaring van Johannes, grootse theologische redeneringen opbouwen, maar ik zou het heel eenvoudig willen houden, me inspirerend aan die nobele daad van de paus destijds.
Zijn wij, u en ik, niet allemaal geroepen herder te zijn voor elkaar, net zoals Jezus dat was voor de gekwetste en verdwaalde schapen, net zoals de paus dat deed voor die twaalf vluchtelingen, en net zoals zovele mensen leven in de liefde van God om anderen een vredevol bestaan te geven?
Gelukkig, want dat moet ook gezegd, zijn er vele goede herders de dag van vandaag. Als je kijkt hoeveel gezinnen in deze dagen hun huis en gezin ter beschikking hebben gesteld, en stellen, van Oekraïense vluchtelingen… knap hoor.
Gekwetste en verdwaalde schapen zijn natuurlijk niet enkel mensen op de vlucht. Diep vanbinnen zijn we misschien, en waarschijnlijk zelfs, ook voor een stuk dat verdwaalde schaap, die gekwetste ziel, die – op een andere wijze dan de vluchteling – op de dool is. Bijvoorbeeld door niet te kunnen vergeven, moeilijk te kunnen liefhebben. Ook dit is een vorm van ‘op de dool zijn’. Het is een stil lijden waarmee vele mensen kampen. Het is ook een eenzaam lijden, want men ziet dat soort duisternis al snel als een soort persoonlijk falen en daar pakt een mens niet graag mee uit naar de buitenwereld. Het is een kwetsure die ons doet botsen op ons onvermogen. We stuiten op grenzen van het eigen kunnen, grenzen van ons ik, en ze raken ons dieper dan we denken. We kunnen die pijn verdringen door allerlei zaken te gaan doen die ons in een soort waas houden. Maar wie eerlijk diep in zijn hart kijkt kent zijn kleinheid tot liefhebben. En wie dat onvermogen werkelijk toelaat, zal een dorst in zichzelf vaststellen om U tegen te zeggen.
En ja, schrijf die ‘u’ maar met grote letter. Want in die dorst is de Heer aanwezig met zijn overgrote liefde, namelijk zijn heilige Geest. Het is een dorst ons gegeven die een kracht in zich draagt ons met ons hele zijn te neigen naar de grote herder van ons leven: Jezus. Met andere woorden: het is niet goed met onze dorst te blijven zitten. Nee, we moeten de bron opzoeken om onze dorst te lessen. En die bron is Jezus, het levende water.
Het is goed naar Hem toe te gaan in gebed, in dagelijks volgehouden gebed, niet neerbuigend, maar waardig en dankbaar. Het is ook goed, naast het gebed, die mensen en dingen op te zoeken waarin Jezus aanwezig en, en tot ons komt. Onze huisgenoten, onze collega’s, situaties die we bewust kunnen opzoeken waarvan we goed weten dat ze ons hart diepe voldoening geven wanneer we erop ingaan. Zoveel werken van barmhartigheid (om het nu even zo te zeggen) wachten op helpende handen. Deze werken doen zal onze innerlijke dorst lessen, want we dienen God en medemens, en het haalt ons uit de duisternis van ons ikje naar het licht van Gods gemeenschap.
Sleutel van deze innerlijke uittocht is onze overgave aan Christus in ons. Vanuit onszelf kunnen we het zo moeilijk. Nee, Christus is, zoals Hij beloofd heeft, bij ons, om ons bij te staan, te dragen, te leiden, te behoeden.
Herder zijn voor elkaar, betekent misschien wel deze sleutel aanbieden aan ieder die dorst heeft. De wijze waarop we dit doen zal afhangen van de mensen waarmee we te maken hebben en de situaties waarin ze zich bevinden. Als het maar gebeurt in de liefde van God, biddend en hoopvol.
Werk aan Gods winkel.
Een gezegende zondag voor u allen.
Van harte, kris
Heer Jezus, geef dat ieder van ons zijn of haar roeping mag ontdekken. Het tweede Vaticaanse concilie heeft ons geleerd dat iedere gelovige priester is krachtens het algemeen priesterschap van de gedoopten. Priester-zijn is in de eerste plaats een offeraar-zijn. En het eerste dat we moeten offeren is onszelf: onszelf geven in zelfgave en liefde. De ambtelijke priester blijft nodig om ons door het vieren van de eucharistie en van de andere sacramenten en ook door het voorbeeld van zijn leven voor te gaan in die gave van onszelf en ook om ze mogelijk te maken. Het is immers van Jezus dat wij de kracht krijgen om onszelf te geven. Zonder Jezus vervallen wij allemaal gemakkelijk weer in een leven-voor-onszelf-alleen. De Godgewijden en zelfs de contemplatieven blijven ook nodig om plaatsvervangend, in ons aller plaats, te bidden en zichzelf aan God en aan de mensen te geven. Onze moeders en grootmoeders die wij vandaag in de bloemetjes zetten, zijn ook mensen die ons leven geven, zelfs letterlijk: we hebben het leven gekregen dank zij ons moeder. Beste mama's en oma's, van harte proficiat met jullie moeder-zijn. Dank voor alles wat jullie deden en nog doen voor jullie kinderen en kleinkinderen en ook voor de samenleving. God kon niet overal zichtbaar aanwezig zijn; daarom schiep Hij de moeders.
BeantwoordenVerwijderen