woensdag in week 10 door het jaar

Vandaag horen we Jezus zeggen: 'Wie de geboden onderhoudt en ze aan anderen leert, zal in het koninkrijk van de hemel in hoog aanzien staan.'

Wat hier opvalt is de samenhang van het leren aan anderen én het zelf onderhouden. We zouden onszelf in een tweespalt begeven moesten we verlangen dat anderen Gods geboden onderhouden terwijl we er zelf geen aandacht aan zouden geven. We zouden een soort charletans zijn, bedriegers zeg maar van het Woord. We zouden onszelf tot een leugenaar maken.

Zelf doen wat je van anderen verwacht zou een gouden regel moeten zijn als het gaat over het navolgen van Christus.

De Kerk als grote gelovige gemeenschap zou dit echt ter harte moeten nemen. We moeten ons de vraag durven stellen hoe eerlijk we met onszelf zijn wanneer we zeggen dat de Kerk aan de kant van de armen moet staan terwijl we zelf amper aandacht voor hen hebben. Als gelovige gemeenschap zouden we in deze wereld een teken kunnen zijn van Gods liefde voor de armen indien we zelf heel concreet daarin ook keuzes zouden maken.
Nee, we hoeven niet met z'n allen op straat te gaan leven, slapend op stukken karton, koffie gaan drinkend in een of ander opvanghuis. Wat we wel kunnen doen zijn  de armen ons tot vriend maken. Door bewust hen te gaan opzoeken, hen bij je thuis uit te nodigen, zelf bij hen op bezoek te gaan. Niet als een meerdere, of als iemand die door zijn vrome daden z'n hemel wilt gaan verdienen. Nee, op een evangelische wijze: als een vriend, als een broer of zus, in naam van de Heer.

Hoe gaan wij om met onze goederen en ons geld? Is dat allemaal van mij mij mij, of staat dit ten dienste van de medemens, van het Rijk Gods? Niet dat je nu plots al je spaargeld moet gaan uitdelen. Maar hoe beleef ik mijn spaarpot? Moet die echt zo vol mogelijk zitten? Of ben ik bereid te delen?
In de Handelingen van de Apostelen lezen we over de eerste christengemeenschappen: 'Allen die tot geloof gekomen waren, bleven bijeen en hadden alles gemeenschappelijk. Ze verkochten hun eigendommen en bezittingen en verdeelden de opbrengst onder degenen die iets nodig hadden. Elke dag kwamen ze trouw en eensgezind samen in de tempel, braken het brood bij elkaar thuis en gebruikten hun maaltijden in een geest van eenvoud en vol vreugde.' (Hand. 2, 44-46)
Mooi toch. Ze beleefden onder elkaar de Blijde Boodschap, en alzo was hun voorbeeld een soort verkondiging. Ze waren een teken in de wereld.

Als Kerk kunnen we veel leren van deze eerste christengemeenschappen. Nog al te vaak wordt een katholieke geloofsgemeenschap geteld aan het aantal gelovigen die op zondag naar de kerk komen. Dat zegt iets, maar tegelijk zo weinig.
Natuurlijk is het goed en heilzaam om 's zondags samen te komen in de kerk voor de eucharistie. Maar moeten we daarnaast niet veel vaker (terug) samen komen in elkaars huis, om bij koffie en cake de Bijbel open te slaan, om samen te lezen, te luisteren, stil te zijn, te bidden? Moeten we niet veel meer anderen gaan opzoeken en uitnodigen om mee deel te nemen? Om vanuit dit samenkomen de armen te gaan opzoeken, of hen bij ons binnen te halen. Niet om op te vallen en perse teken te willen zijn. Teken zullen we trouwens sowieso zijn. En misschien zullen we zelfs opvallen. Als het maar niet om dit laatste te doen is.

Er is veel te zeggen over praten versus doen. Persoonlijk ben ik van mening dat wat het evangelie vraagt werkelijk handen en voeten moet krijgen in onze geloofsbeleving als kerkgemeenschap. Niet met al te grote woorden, in evangelische eenvoud en vreugde, geënt op Christus die bij en in ons is.

Laten we bidden. Laten we nadenken. Laten we in de spiegel kijken. Laten we praten met elkaar. En laten we ons bekeren als dat nodig mocht zijn. Da's geen schande. Ook dat is evangelie.

Laat ons vooral een biddende Kerk zijn. Om vanuit het gebed een dienende gemeenschap te zijn die het leven viert door Gods goedheid te belichamen.

Met een genegen groet,

kris

Reacties

  1. Toen ik deze overweging gisteren schreef was ik in Gent. Na het schrijven ging ik even wandelen en zette mij op een bank naast het water. Ik zat er nog geen minuut of er kwam een ouder koppel naar mij. Ze waren vuil, hadden beiden geen tanden in, droegen een grote plastic zak van de Action met van alles er in, en duwden een soort trolly met een vuile slaapzak in gepropt. In gebroken Nederlands vroegen ze om een beetje geld om eten te kopen.
    Wat ik net geschreven had diende zich hier aan. God in actie. Na een korte babbel vertrokken ze weer. Ik knipoogde naar God en bad om zegen over dit koppel. Ze zijn de vrienden van de Heer, zeker weten.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. en ook MET hen even bidden - het ene sluit het andere niet uit...

      Verwijderen
  2. Puttend uit Zijn Goedheid en Liefde "gevend "in je eigen mogelijkheid ,je aandacht , je tijd ,je geld je thuis !

    BeantwoordenVerwijderen
  3. wie wil weten met wat voor 'water' elia de brandstapel in brand stak, lees Mak. 1:18-36. hij bediende zich waarschijnlijk van een toen nog zeer geheim, maar bij de offerpriesters bekend petroleummengsel, en wel het zogenaamde neftar of nafta.
    het blijft natuurlijk een indrukwekkend verhaal.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Misschien even vermelden dat het om 2 Mak. 1,18-36 gaat. In 1 Mak krijgen we een ander verhaal.

      Verwijderen
  4. Dank u Kris met de voeten op de grond😉

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten