zondag 3 in de veertigdagentijd - B

In alle godsdiensten zoeken mensen naar zeer concrete plaatsen waar zij God kunnen ontmoeten. De vorige zondagen hoorden wij hoe het Oude Testament twee plaatsen voorstelde: de woestijn en de berg. Maar door de verdere geschiedenis van het Joodse volk was bij hen het besef gegroeid dat dé plaats waar zij God voorál konden ervaren, toch wel de tempel was, gebouwd op de Sionsberg binnenin Jeruzalem, de samenvatting en het toppunt van alle andere plekken van godsopenbaring.

Op vele generaties joden die de tempel van Jeruzalem bezochten moet die plek een geweldige indruk hebben gemaakt. Als de naderende pelgrims hem van op de omringende heuvels voor het eerst konden zien, dan schoot hun gemoed vol en begonnen ze psalmen te zingen: "Ik was verheugd toen ik het hoorde: "Wij gaan op weg naar het huis van de Heer." En nu staan wij voor uw poorten, op uw grond, Jeruzalem" (ps. 122). De tempel was de ruimte waar God onder zijn mensen aanwezig kwam. Daar konden zij tot Hem bidden en werden zij bewust van zijn grote gaven. "Uw genade beseffen wij, God, hier in het hart van uw tempelberg" (ps 48). Daar konden zij Jahweh hun dankbaarheid tonen. Zij droegen Hem daarom een offer op, een geslacht dier, ieder volgens zijn vermogen. Daarmee toonden zij Jahweh dat zij wilden leven naar zijn wetten. En in het heilige der heilige stond de Ark van het Verbond. Waarlijk, de tempel was gedurende eeuwen dé plek geworden van de "verbondenheid" tussen God en de mensen.

Nu heb ik het toch wel ideaal voorgesteld. Zo was zeker, de oorspronkelijke bedoeling geweest, maar in Jezus' tijd was de werkelijkheid toch wat anders. Toen was de tempel verworden tot een plaats van formalisme, geld en macht. De priesterkaste die baas was binnen de tempelomheining sloot er met haar eigen politiewacht iedereen buiten wie zij wilde. De prachtige psalmgebeden waren tot formules geworden die men afdreunde. En om de offerdieren te kopen - zo hadden de priesters beslist - mocht alleen het eigen joodse tempelgeld worden aanvaard, en niet de gangbare, romeinse munten, die iedereen gebruikte. Daardoor was op het voorplein van die tempel een winstgevende handel ontstaan van kooplui en geldwisselaars. Ook vandaag bestaat nog steeds het gevaar dat op bepaalde religieuze plekken het huis van de ontmoeting met God ontaardt tot een plaats waar priesters, handige kooplui en geld de macht in handen krijgen. Tegen die verwording van de tempel treedt Jezus op, in heftige verontwaardiging en Hij voorspelt de vernietiging van dat soort bouwwerken, die van toen en die van nu.

Jezus biedt een nieuwe "tempel" aan, een nieuwe plaats van godsontmoeting, zijn eigen Lichaam. en daarmee wordt niet zijn zijn aardse lichaam bedoeld, want ook dat zal worden afgebroken, wel zijn nieuw, verrezen Lichaam, nl. zijn kerkgemeenschap, die samenkomt rond zijn tafel, zijn brood en zijn beker, om Hem te gedenken. Die "nieuwe, geestelijk tempel" zijn wij. Jezus' nieuw Lichaam, dat wij vormen, dat vervult uiteindelijk de taak die met de oude tempel was bedoeld: nl. Gods woning te zijn onder de mensen. In de eucharistieviering komen wij samen als gemeenschap om God te danken om zijn gaven. Daar is het dat wij Hem een "offer" brengen, maar dan wel een offer van een heel anders soort. Niet de bloedige offers van dieren, wel de bereidheid van ons hart om te vergeven en te delen met de zwakkeren. Hier is het dat wij zijn liefdeverbondenheid met ons regelmatig gedenken en vieren.

Hebben wij in onze tijd nog bevoorrechte plekken om God te ontmoeten? Zeker, maar in het christendom liggen die vooral in de mensen. Ondanks het misschien prachtige kerkgebouw dat u bezoekt deze zondag durf ik zeggen: in de christelijke gemeenschap gaat het niet in de eerste plaats om bouwwerken en stenen, maar zijn de mensen, is de gemeenschap het belangrijkste. Een kerk die gebroken mensen opneemt, wordt niet afgebroken.

Waar is God dus voortaan vooral te ontmoeten? Niet in één of andere stenen machtstempel, die toch verwoest zal worden, maar wel in een gemeenschap van zondige, maar vierende en anderen dienende gelovigen, die stilaan meer en meer Jezus' nieuw Lichaam vormen, als wij leven vanuit zijn Geest: dankend, delend, dienend.

Kom dan aan zijn tafel. Ontvang zijn gaven. Deel zijn liefde met anderen. En word zo, meer en meer, zijn nieuw, verrezen Lichaam, dé plaats waar God tegenwoordig komt om, doorheen ons, onze wereld van vandaag te ontmoeten,  te beminnen en te bevrijden tot een menswaardige wereld.

Frans Mistiaen, sj

Reacties

  1. God de Heer heeft zijn volk, heeft ons bevrijdt en verlost uit de slavernij! Nu vraagt Hij ons ook trouw te zijn aan zijn leefregel, zijn voorschriften om in vrede met Hem te leven. Neen, geen nieuw slavenjuk, maar geboden van liefde en goedheid omdat Hij weet dat zonder deze de mens zich weer slaaf van zichzelf zal maken. Wie leeft volgens eigen verlangens en begeerten maakt van zijn hart dat aan de Heer behoord sedert ons doopsel, een markthal! Van alles en nog wat wordt het in beslag genomen, maar geen tijd meer voor God en zijn naaste, zelfs niet voor eigen bloedverwanten. Alleen nog oog voor het eigen ’ik’!
    Jezus, U behoor ik toe! Reinig mijn hart van alles wat er niet thuis hoort, kruisig mijn eigen ik om in uw wijsheid en kracht weer op te staan!
    Gods liefde geboden zijn de gps naar de hemel! Ze maken mij vrij van mezelf om meer en beter te leven voor God en mijn naaste. Zo groeien in eerbied en ontzag voor God mijn Schepper en Heer.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten