woensdag in week 20 door het jaar

GENADE OP ELK UUR
(Mat 20, 1-16)

Vandaag beluisteren we de gelijkenis van Jezus over de werkers van het laatste uur. Terwijl sommigen de hele dag hadden gewerkt, kregen de laatkomers hetzelfde loon voor de korte tijd dat zij die dag gewerkt hadden. Wat leert deze gelijkenis ons?

Ten eerste valt op dat het koninkrijk van de hemel wordt vergeleken met een wijngaard, een plaats waar gewerkt wordt. Zoals we weten, is de kerkgemeenschap – en in wezen elke mens – geroepen om het koninkrijk van God hier op aarde gestalte te geven. Dit is een rijk waar God en de naaste ten diepste worden bemind. De wereld waarin we leven, en waartoe we gezonden zijn, mag dus geen plek zijn om een luilekkerleventje te leiden. Nee, het is een plaats waar men zich in vrijheid engageert om Gods goedheid zichtbaar te maken door zorg te dragen voor elkaar, biddend en handelend, ieder naar zijn roeping en met zijn gaven en talenten.

Een tweede punt dat opvalt, is de houding van de heer van de wijngaard, vooral aan het einde van de dag. De werkers die tegen het laatste uur kwamen, kregen evenveel loon als zij die de hele dag hadden gewerkt. Wel, zo is God: volmaakt goed. Natuurlijk is God blij wanneer mensen hun hele leven, van jongs af aan, als goede en liefdevolle mensen leven. Maar God is ook blijb - ijzonder blij zelfs - wanneer mensen tegen het einde van hun leven de zin van het bestaan ontdekken: namelijk leven in en voor de liefde. Dat noemt men barmhartigheid. God staat altijd opnieuw open voor hen die zich naar de liefde keren, ongeacht op welk moment in hun leven dat gebeurt. Denk aan de 'goede moordenaar' die naast Jezus werd gekruisigd. Hij had berouw en bad oprecht om ontferming. Hij keerde zich naar Jezus, naar de liefde, naar wat waar is. En dat was voor Jezus genoeg om hem te beloven dat hij nog diezelfde dag in het paradijs zou zijn. Zo is God.

Een derde punt dat opvalt, is de ontevredenheid van zij die de hele dag onder de brandende zon hadden gewerkt en nu moeten vaststellen dat de laatkomers evenveel loon kregen. De heer van de wijngaard berispt hen met de woorden: 'Ben je jaloers omdat ik goed ben?'
Een vraag die hier opkomt, is de volgende: kunnen wij ten diepste blij en dankbaar zijn wanneer anderen God vinden in hun leven, ook al lijkt het erop dat zij een groot deel van hun leven hebben 'geprofiteerd'? Zijn wij oprecht blij, met de vreugde van de hemel, wanneer mensen God vinden?

Laten we bidden

Heer,
Wij danken U
voor Uw onmetelijke barmhartigheid,
die elke dag en elk uur omarmt.
Leer ons, verenigd met U,
om uw goedheid te tonen
in onze gedachten en daden.
Moge ons leven een afspiegeling zijn
van Uw liefde voor allen.
In uw naam.
Amen.

Geliefde mensen, laten we vandaag elke kans koesteren om anderen te omarmen met het licht van Gods barmhartigheid.
Een mooie woensdag,
kris


Om mee op weg te gaan

Voel ik diep vanbinnen, ondanks de kronkelige paden die ik misschien heb bewandeld, de uitnodiging van God om in zijn wijngaard te werken?
Deze vraag nodigt me uit om terug te kijken op mijn leven en mijn kronkelwegen te overpeinzen. Ervaar ik in dit alles Gods barmhartigheid, die me op geen enkel moment heeft verworpen, maar die mij blijft waarderen én uitnodigen om in zijn wijngaard te komen werken?

Ben ik bereid om anderen op een uitnodigende en warme manier aan te moedigen om ook als arbeider in Gods wijngaard te stappen?
Beleef ik als christen de missie van de Kerk om anderen, wanneer het kan, te vertellen over God en hen uit te nodigen om in zijn liefde te leven?

Ben ik oprecht blij en dankbaar wanneer anderen Gods liefde ontdekken, ongeacht het moment waarop dit gebeurt?
Zelfs als mensen fouten hebben gemaakt en zich pas later tot God wenden, kan ik daar dan oprecht dankbaar voor zijn? Ben ik bereid hen blijvend te ondersteunen? Laat ik toe dat zij mij ondersteunen?

Reacties

  1. Wat een troostvolle en deugddoende overweging Kris!
    Mijn leven is één groot kronkelpad. Ik mag er dus nog bij ...

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Laat heb ik U lief gekregen,
    O Schoonheid zo oud en zo nieuw,
    laat heb ik U lief gekregen.
    Zie, U was binnen en ik was in de wereld buiten,
    en daar zocht ik U.
    En zelf ongeordend
    stortte ik mij op die welgeordende dingen,
    die U hebt gemaakt.
    U was met mij, maar ik niet met U:
    Die dingen hielden mij ver van U
    die geen bestaan zouden hebben,
    als ze niet in U bestonden.
    U hebt geroepen en geschreeuwd,
    en mijn doofheid doorbroken.
    U hebt mij met uw licht overstraald,
    en mijn blindheid verdreven.
    U hebt mij met uw geur verleid;
    ik heb haar ingeademd en zucht naar U.
    Ik heb U geproefd,
    en ik honger en dorst naar U.
    U hebt mij aangeraakt,
    en ik ben ontbrand in verlangen naar uw vrede.

    Aurelius Augustinus, uit Belijdenissen (Confessiones, Boek 10,38)

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Dit beaamt wat ik maandag meende te verstaan, dat het niet over gelijkheid van bezit gaat, maar dat niemand tekort komt in wat we echt nodig hebben.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten