woensdag in week 1 van de veertigdagentijd
Het offer voor God is een gebroken geest; een gebroken en verbrijzeld hart zult U, God, niet verachten.
Zo bidden we vandaag in psalm 51.
Jezus had een grote liefde voor zondaars. Uiteraard niet omdat Hij de zonde beminde, maar wél de zondaars. Voor hen was Hij immers gekomen, niet voor de 'gezonden'. Zoals de vader uit de parabel van de verloren zoon speurt Hij elke dag opnieuw de horizon af om te kijken of er zondaars 'terugkomen'. Hij zou, net zoals in het verhaal, naar hen toesnellen, hen omhelzen, hen ontvangen, én er zelfs een feest voor geven.
Echte zondaars, die hun zonde voor God niet verdoezelen, die hun zwakheden onder ogen willen zien ... aan zulke zondaars kan God geen weerstand bieden. Hij zal áltijd vergeven en optillen. In deze paaservaring - zoals André Louf dat noemt - zal hij de levende werkelijkheid van God ervaren, namelijk een God die liefheeft en die zijn barmhartig hart altijd voor iedereen zal openen. Méér zelfs: Hij komt met zijn barmhartigheid de mens tegemoet. Maar, nederig als Hij is, wacht Hij tot wij onze binnenkant met onze onvolkomenheden voor Hem openen, zodat Hij - in Christus - genezend en optillend aanwezig kan komen.
Op die moment - en weer laat ik mij hier inspireren door André Louf -, dus in de ervaring van het krijgen van vergeving, staat de mens met een gebroken en verbrijzeld hart. Er is inderdaad iets in de zondaar gebroken, er is iets verbrijzeld, namelijk de talrijke (bewuste of onbewuste) weerstanden die hij sinds lang tegen God opwierp. In die zin is zijn hart geraakt, diep gekwetst. Maar juist in de wonde, in zijn verbrijzeld hart, zal hij de zalving van Jezus ervaren. Zijn hart is een nieuw hart geworden, genezen door de Heer. De gedane zonde weegt niet meer, verplettert niet, verlamt niet. Zij is nu - en ik citeer Louf letterlijk - 'een 'felix culpa’ geworden, een gelukzalige schuld, zoals de Kerk haar in elke Paasnacht met grote vreugde viert in het Exultet. Want zij leert ons de barmhartige Vader kennen. Er blijft ons niets anders over dan te bedanken, omdat het ons gegeven werd vergeven zondaars te zijn'.
Een gebroken geest; een gebroken en verbrijzeld hart, zoals de psalm dat vandaag verwoordt, moeten we dus niet verstaan als iets dat we onszelf aandoen of denken te moeten aandoen, maar wel als genade die de Heer ons schenkt. De wonde - aan ons gedaan - heeft Hij namelijk nodig om helend in ons aanwezig te komen.
Het offer voor God - waarmee het vers begint - is deze genade toelaten en ze als het ware teruggeven door ze vruchtbaar te laten zijn.
Wat God 'vraagt' is ons openstellen mét en in onze zwakheid, opdat zijn Pasen zich zou kunnen openbaren doorheen zijn barmhartigheid aan ons geschonken.
Laten wij nogmaals bidden met psalm 51
Wees mij genadig, God, in uw trouw,
U bent vol erbarmen, wis mijn wandaden uit,
was mij schoon van alle schuld,
reinig mij van mijn zonden.
Schep, o God, een zuiver hart in mij,
vernieuw mijn geest, maak mij standvastig,
verban mij niet uit uw nabijheid,
neem uw heilige Geest niet van mij weg.
U wilt van mij geen offerdieren,
in brandoffers schept U geen behagen.
Het offer voor God is een gebroken geest;
een gebroken en verbrijzeld hart
zult U, God, niet verachten.
Een vredevolle woensdag voor ieder van u.
kris
Ik bad dit psalmvers altijd als een oproep jezelf op je borst te kloppen.
BeantwoordenVerwijderenMaar jij omschrijft het als een genade na een vergeven zonde.
Een hele andere inkijk.
Met heel veel dankbaarheid Kris!
Hoe ga ik om met Gods woord dat langs verscheidene wegen en wijzen op mij afkomt? Door de liturgie, het gebed, mijn medemens, de omstandigheden van de dag, enz. … Ben ik er ontvankelijk voor? Kan het in mij uitwerken wat het bedoeld? Ik heb niet te kijken hoe of door wie het op me afkomt, maar naar wat het in mij wil uitwerken. Jona volbracht zijn opdracht van de Heer met tegenzin, hij was niet ontvankelijk, maar sloot zich op in zichzelf vol eigenliefde. hij had geen hart en liefde voor zijn medemens, maar toch werkte God door hem om de Ninevieten, Heidenen tot bekering te brengen, hen van de ondergang te redden omdat zij ontvankelijk waren voor Gods woord en boete deden, herstel brengen voor hun verkeerde levenswijze en God was hen genadig. Ik mag de Heer wél kennen, zijn liefde, zijn wil en barmhartigheid. Welke invloed heeft dit op mijn leven? Is ook mijn hart bedorven, nooit tevreden, altijd de schuld van de ander maar niet van ikzelf? Altijd willen bevestigd worden … een zijn zoals Thomas ‘eerst zien en dan geloven’! maar zulks is geen geloof meer!
BeantwoordenVerwijderenO Heer, ik geloof, kom mijn ongeloof, mijn twijfelend geloof te hulp. Open mijn ogen en hart voor uw tekens van goedheid en liefde.
Mijn zijn niet laten afhangen van het zijn van een ander. Ik moet mij bekeren, mij op de borst kloppen: “door mijn schuld, door mijn schuld …” zoals ik bid in de schuldbelijdenis en niet ‘door zijn of haar schuld’, met een vingerwijzing naar de ander. Verbeter de wereld, begin met jezelf! Als ieder veegt voor zijn eigen deur is gans de straat proper 😊. Op vlak van bekering mag ik best een beetje egoïstisch zijn en ander zal er baat bij vinden.